Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. tijd:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tijd from Dutch to French

tijd:

tijd [de ~ (m)] nomen

  1. de tijd
    le temps

Translation Matrix for tijd:

NounRelated TranslationsOther Translations
temps tijd epoch; epoche; era; fase; interim; klimaat; ontwikkelingsstadium; periode; poosje; stadium; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak; tussenpoos; tussentijd; weer; weersgesteldheid; weersomstandigheden
- periode; poos
OtherRelated TranslationsOther Translations
temps weer
ModifierRelated TranslationsOther Translations
- oer

Related Words for "tijd":

  • tijden, tijds

Synonyms for "tijd":


Related Definitions for "tijd":

  1. reeks van momenten1
    • dat is een tijd geleden1
  2. vorm van het werkwoord die aangeeft wanneer de zin zich afspeelt1
    • deze zin staat in de tegenwoordige tijd1
  3. punt of plaats in reeks van momenten1
    • gisteren om deze tijd regende het1

Wiktionary Translations for tijd:

tijd
noun
  1. de onstuitbare gang der dingen van toekomst door het heden naar het verleden
tijd
noun
  1. espace de temps pendant lequel une chose dure.
  2. Durée des choses

Cross Translation:
FromToVia
tijd âge age — particular period of time in history
tijd temps tense — verb forms distinguishing time
tijd temps time — inevitable passing of events
tijd temps time — quantity of availability in time
tijd temps TempusLinguistik, speziell Grammatik: Eigenschaft, grammatische Kategorie des Verbs zur Anzeige einer Zeit oder Zeitstufe
tijd temps Zeit — der stetige Ablauf von Zeiteinheiten

Related Translations for tijd