Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aanvaller:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanvaller from Dutch to French

aanvaller:

aanvaller [de ~ (m)] nomen

  1. de aanvaller (aanrander)
    l'attaquant; l'agresseur; l'assaillant
  2. de aanvaller (overvaller)
    l'attaquant; le brigand; l'agresseur; le voleur; le bandit; le pillard
  3. de aanvaller (voorhoedespeler; spitsspeler; voorspeler)
    l'attaquant; l'avant de pointe; l'avant

Translation Matrix for aanvaller:

NounRelated TranslationsOther Translations
agresseur aanrander; aanvaller; overvaller
assaillant aanrander; aanvaller
attaquant aanrander; aanvaller; overvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler
avant aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler voorschip
avant de pointe aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler
bandit aanvaller; overvaller bandiet; boef; boosdoener; booswicht; crimineel; delinquent; fielt; galgenbrok; galgentronie; misdadiger; onverlaat; rover; schobbejak; schurk; slechtaard; snaak; snoodaard; struikrover
brigand aanvaller; overvaller bandiet; boef; boosdoener; booswicht; dief; fielt; ladelichter; mispunt; naarling; onverlaat; rotzak; rover; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; slechtaard; smeerlap; smiecht; smiek; snoodaard; stinkerd; struikrover
pillard aanvaller; overvaller
voleur aanvaller; overvaller binnendringer; dief; geveltoerist; inbreker; ladelichter; rover; struikrover
ModifierRelated TranslationsOther Translations
avant binnen; binnen een tijdsspanne; eerder; tevoren; van tevoren; vantevoren; vooraf; voordien; voorheen; vroeger

Related Words for "aanvaller":


Wiktionary Translations for aanvaller:

aanvaller
noun
  1. iemand die aanvalt
  2. een persoon in de voorste linie
aanvaller
noun
  1. Traduction à trier

Cross Translation:
FromToVia
aanvaller avant; attaquant StürmerSport: ein Offensivspieler, dessen Hauptaufgabe darin besteht, Tore zu schießen.