Dutch

Detailed Translations for dus from Dutch to French

dus:


Translation Matrix for dus:

NounRelated TranslationsOther Translations
naturel eenvoud; naturel; natuurlijkheid; ongedwongenheid; ongekunsteldheid
OtherRelated TranslationsOther Translations
cependant doch
pourtant doch
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ainsi aldus; dientengevolge; dus; zo; zodoende daarom; derhalve; deswege; vandaar; zus
bien entendu 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel jazeker; waarlijk; welteverstaan; zeker
bien sûr 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel welja; zondermeer
cela va de soi 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
cependant 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel alvast; desalniettemin; desondanks; doch; echter; evengoed; evenwel; in de tussentijd; inmiddels; intussen; maar; mede; mee; niettegenstaande; niettemin; nochtans; onderhand; ondertussen; onderwijl; toch
certainement 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel absoluut; bepaald wel; beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; jazeker; ongetwijfeld; onvoorwaardelijk; onweerlegbaar; pertinent; reëel; ronduit; stellig; ten enenmale; vast; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
certes 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel beslist; daadwerkelijk; feitelijk; geheid; gewis; heus; jazeker; metterdaad; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
d'ailleurs 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel apropos; behalve dat; bovendien; daarbij; daarenboven; overigens; trouwens; à propos
de ce fait aldus; bijgevolg; daarom; derhalve; dientengevolge; dus; zo; zodoende daardoor; dientengevolge; door dit; hierdoor; mitsdien
de cette façon aldus; dientengevolge; dus; zo; zodoende op die manier
de toute façon 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel desalniettemin; desondanks; evengoed; hoe dan ook; niettegenstaande; sowieso; toch
de toute évidence 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel bemerkbaar; blijkbaar; duidelijk; helder; herkenbaar; hoorbaar; klaar als een klontje; merkbaar; overduidelijk; tastbaar; te zien; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
donc bijgevolg; daarom; derhalve; dus immers; mitsdien
effectivement 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel absoluut; beslist; daadwerkelijk; echt; effectief; heus; inderdaad; jawel; jazeker; metterdaad; reëel; ronduit; stellig; voorwaar; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; werkelijk; zeker
en conséquence aldus; bijgevolg; daarom; derhalve; dientengevolge; dus; zo; zodoende mits; mitsdien; onder voorwaarde dat
en effet 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel daadwerkelijk; echt; effectief; heus; inderdaad; jawel; jazeker; metterdaad; namelijk; reëel; voorwaar; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
forcément 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel daadwerkelijk; metterdaad; per se
naturel 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel aangeboren; autochtoon; eenvoudig; eigen; gemakkelijk; in een handomdraai; ingeboren; inheems; inlands; koel; koud; licht; makkelijk; moeiteloos; natuurlijk; niet moeilijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongecompliceerd; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; simpel; van nature aanwezig; vanzelf; zonder moeite
naturellement 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel aangeboren; eigen; in een handomdraai; ingeboren; moeiteloos; natuurlijk; natuurlijk!; van nature aanwezig; vanzelf; vanzelf!; zonder moeite
par conséquent aldus; bijgevolg; daarom; derhalve; dientengevolge; dus; zo; zodoende daarom; derhalve; deswege; dientengevolge; hierdoor; ingevolge hiervan; mitsdien; vandaar; vandaar dat; zodoende
par suite aldus; dientengevolge; dus; zo; zodoende
pourtant 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel doch; echter; maar; mede; mee; niettemin; nochtans
quand même 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel inderdaad; jawel; jazeker
sans aucun doute 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel absoluut; daadwerkelijk; metterdaad; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
sans contrainte 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel in een handomdraai; in het voorbijgaan; informeel; losjes; moeiteloos; natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld; onverplicht; spontaan; terloops; uit vrije wil; vanzelf; voorlopig; vrijblijvend; vrijwillig; zonder moeite
sans doute 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel absoluut; beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; onvoorwaardelijk; pertinent; reëel; stellig; ten enenmale; vast; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
tout de même 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel daadwerkelijk; desondanks; doch; echter; evenwel; inderdaad; jawel; jazeker; maar; metterdaad; niettemin; nochtans; toch; voorwaar
évidemment 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel bemerkbaar; daadwerkelijk; frappant; geprononceerd; herkenbaar; hoorbaar; in het oog lopend; in het oog springend; markant; merkbaar; metterdaad; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; tastbaar; te zien; treffend; uitgesproken; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
évident 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel aanschouwelijk; algemeen begrijpbaar; apert; automatisch; begrijpelijk; bemerkbaar; direct; duidelijk; eenduidig; flagrant; frappant; geprononceerd; helder; herkenbaar; hoorbaar; in het oog lopend; in het oog springend; klaar als een klontje; klaarblijkelijk; klare; markant; merkbaar; ondubbelzinnig; onknap; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; saillant; tastbaar; te zien; treffend; uitgesproken; vanzelfsprekend; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar; zo klaar als een klontje; zonneklaar

Related Definitions for "dus":

  1. geeft logisch vervolg aan1
    • ik heb visite, dus ik kan niet mee1

Wiktionary Translations for dus:

dus
adverb
  1. om die reden, daarom
dus
Cross Translation:
FromToVia
dus ainsi; donc; d'où; par conséquent hence — as a result, therefore
dus ainsi also — ein eine Schlussfolgerung einleitendes Wort
dus c’est pourquoi; pour cela deswegen — rückbezügliches Adverb, das eine Schlussfolgerung aus einem vorgenannten Sachverhalt bezeichnet
dus donc ergo — eine Schlussfolgerung einleitendes Wort
dus par conséquent mithingehoben: eine Schlussfolgerung einleitendes Wort

Related Translations for dus



French

Detailed Translations for dus from French to Dutch

devoir:

devoir verb (dois, doit, devons, devez, )

  1. devoir (falloir; être obligé de; être dans l'obligation de)
    willen; moeten; believen
    • willen verb (wil, wilt, wil/wilt, wilde, wilden, gewild)
    • moeten verb (moet, moest, moesten, gemoeten)
    • believen verb (belief, belieft, beliefde, beliefden, beliefd)
  2. devoir (être obligé de; falloir; être dans l'obligation de)
    moeten; dienen; verplicht zijn
  3. devoir

Conjugations for devoir:

Présent
  1. dois
  2. dois
  3. doit
  4. devons
  5. devez
  6. doivent
imparfait
  1. devais
  2. devais
  3. devait
  4. devions
  5. deviez
  6. devaient
passé simple
  1. dus
  2. dus
  3. dut
  4. dûmes
  5. dûtes
  6. durent
futur simple
  1. devrai
  2. devras
  3. devra
  4. devrons
  5. devrez
  6. devront
subjonctif présent
  1. que je doive
  2. que tu doives
  3. qu'il doive
  4. que nous devions
  5. que vous deviez
  6. qu'ils doivent
conditionnel présent
  1. devrais
  2. devrais
  3. devrait
  4. devrions
  5. devriez
  6. devraient
passé composé
  1. ai dû
  2. as dû
  3. a dû
  4. avons dû
  5. avez dû
  6. ont dû
divers
  1. dois!
  2. devez!
  3. devons!
  4. devant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

devoir [le ~] nomen

  1. le devoir
    het moeten
  2. le devoir (obligation)
    de plicht
  3. le devoir (épreuve; essai; dissertation; )
    het werkstuk; de verhandeling
  4. le devoir (travail d'écriture)
    het schrijfwerk
  5. le devoir (difficulté; problème; tâche; question)
    de moeilijkheid; de ingewikkeldheid; het probleem

Translation Matrix for devoir:

NounRelated TranslationsOther Translations
believen gré
ingewikkeldheid devoir; difficulté; problème; question; tâche caractère complexe; complexité
moeilijkheid devoir; difficulté; problème; question; tâche difficulté; désagrément; embarras; ennui; inconvénient; peine; pétrin
moeten devoir
plicht devoir; obligation
probleem devoir; difficulté; problème; question; tâche cas; casse-tête; complication; difficulté; dilemme; désagrément; embarras; ennui; inconvénient; mots croisés; mystère; peine; problème; puzzle; pétrin; question; tâche; tâche scolaire; énigme
schrijfwerk devoir; travail d'écriture
verhandeling article; besogne; composition; conférence; devoir; dissertation; essai; exposé; mémoire; ouvrage; problème; question; rédaction; travail; tâche; épreuve article; composition; conférence; essai; exposé
werkstuk article; besogne; composition; conférence; devoir; dissertation; essai; exposé; mémoire; ouvrage; problème; question; rédaction; travail; tâche; épreuve
VerbRelated TranslationsOther Translations
believen devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de amuser; jouir de; plaire; sembler bon
dienen devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de servir
moeten devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de
verplicht zijn devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de
willen devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de aimer; désirer; vouloir
OtherRelated TranslationsOther Translations
schuldig zijn devoir

Synonyms for "devoir":


Wiktionary Translations for devoir:

devoir
verb
  1. Avoir à payer une somme d’argent, à rendre ou à donner quelque chose que ce soit.
noun
  1. Ce à quoi on est obliger par la raison, par la morale, par la loi, par sa condition, par la bienséance, etc.
devoir
verb
  1. moeten
  2. gedwongen zijn
noun
  1. een te verrichten werk

Cross Translation:
FromToVia
devoir plicht duty — that which one is morally or legally obligated to do
devoir moeten have — must
devoir moeten have to — obligation
devoir moeten must — must
devoir schuldig zijn owe — to be under an obligation
devoir schuldig zijn owe — to be in debt
devoir moeten; zou moeten should — expressing obligation
devoir profielwerkstuk Hausarbeit — Schulaufgaben, die zu Hause gelöst werden sollen
devoir huiswerk HausaufgabeAufgabe, welche Lehrer Schülern aufgeben und in der Regel zu Hause gemacht werden sollen
devoir worden; zullen; gaan werden — sich (unwillkürlich) entwickeln zu (besonders Partizipien und substantivierter Infinitiv)