Summary
Dutch
Detailed Translations for rooien from Dutch to French
rooien:
-
rooien
déraciner; arracher-
déraciner verb (déracine, déracines, déracinons, déracinez, déracinent, déracinais, déracinait, déracinions, déraciniez, déracinaient, déracinai, déracinas, déracina, déracinâmes, déracinâtes, déracinèrent, déracinerai, déracineras, déracinera, déracinerons, déracinerez, déracineront)
-
arracher verb (arrache, arraches, arrachons, arrachez, arrachent, arrachais, arrachait, arrachions, arrachiez, arrachaient, arrachai, arrachas, arracha, arrachâmes, arrachâtes, arrachèrent, arracherai, arracheras, arrachera, arracherons, arracherez, arracheront)
-
Conjugations for rooien:
o.t.t.
- rooi
- rooit
- rooit
- rooien
- rooien
- rooien
o.v.t.
- rooide
- rooide
- rooide
- rooiden
- rooiden
- rooiden
v.t.t.
- heb gerooid
- hebt gerooid
- heeft gerooid
- hebben gerooid
- hebben gerooid
- hebben gerooid
v.v.t.
- had gerooid
- had gerooid
- had gerooid
- hadden gerooid
- hadden gerooid
- hadden gerooid
o.t.t.t.
- zal rooien
- zult rooien
- zal rooien
- zullen rooien
- zullen rooien
- zullen rooien
o.v.t.t.
- zou rooien
- zou rooien
- zou rooien
- zouden rooien
- zouden rooien
- zouden rooien
diversen
- rooi!
- rooit!
- gerooid
- rooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for rooien:
Verb | Related Translations | Other Translations |
arracher | rooien | aan flarden scheuren; afbreken; afklemmen; afknellen; afknijpen; afplukken; afrukken; afscheuren; breken; ergens uitscheuren; gappen; iem. afdwingen; losrukken; losscheuren; lostrekken; neerhalen; omblazen; omverhalen; omverrukken; omverwaaien; omwaaien; ontlokken; ontrukken; onttrekken; plukken; rukken; slopen; snaaien; stelen; stuk scheuren; trekken; uit elkaar halen; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken; uitrukken; uitscheuren; verscheuren; weggraaien; wegpikken; wegrukken |
déraciner | rooien |
Related Definitions for "rooien":
Wiktionary Translations for rooien:
rooien
Cross Translation:
verb
-
Traductions à trier suivant le sens
- abattre → afbreken; slopen; neerhalen; kappen; vellen; neervellen; wippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken; deprimeren; neerdrukken; neerslachtig maken; terneerdrukken; delven; opduikelen; opgraven; rooien; uitgraven; winnen; uitputten; putten uit; omkappen; slachten; afslachten; fnuiken; verzwakken; bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; neerkomen; doden; doodmaken; ombrengen; doodschieten; fusilleren; de moed ontnemen; ontmoedigen; afleggen; aflopen; doorgaan; gaan door; bedaren; geruststellen; kalmeren; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rooien | → déboiser | ↔ abholzen — ein Gebiet, einen Landstrich kahl schlagen |
• rooien | → abattre | ↔ abholzen — Bäume in einem Wald, Forst oder Hain fällen |