Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. kuur:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kuur from Dutch to French

kuur:

kuur [de ~] nomen

  1. de kuur (nuk; luim; gril; bui)
    le caprice; l'humeur

Translation Matrix for kuur:

NounRelated TranslationsOther Translations
caprice bui; gril; kuur; luim; nuk aanval; bevlieging; bokkensprong; capriool; frats; gekke streek; opwelling; rare streek; vlaag
humeur bui; gril; kuur; luim; nuk bui; confessie; geestesgesteldheid; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gezindheid; gezindte; humeur; inborst; instelling; psychische toestand; stemming; temperament

Related Words for "kuur":

  • kuren, kuurtje, kuurtjes

Wiktionary Translations for kuur:

kuur
noun
  1. een behandeling ter genezing van een ziekte of een ongezonde situatie (zoals een verslaving)
kuur
noun
  1. soin, souci. — En ce sens, il est surtout usité dans l’expression : n’avoir cure.