Dutch

Detailed Translations for stralend from Dutch to French

stralend:

stralend adj

  1. stralend

Translation Matrix for stralend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
radieux stralend
rayonnant stralend glanzend; glunderend

Related Words for "stralend":

  • stralender, stralendere, stralendst, stralendste

Wiktionary Translations for stralend:


Cross Translation:
FromToVia
stralend brillant brilliant — shining brightly

stralend form of stralen:

stralen verb (straal, straalt, straalde, straalden, gestraald)

  1. stralen (fonkelen; schijnen; flikkeren; )
    briller; étinceler; resplendir
    • briller verb (brille, brilles, brillons, brillez, )
    • étinceler verb (étincelle, étincelles, étincelons, étincelez, )
    • resplendir verb (resplendis, resplendit, resplendissons, resplendissez, )
  2. stralen (licht uitzenden; blaken)
    briller; rayonner; être plein de vie; luire; resplendir; étinceler; être plein d'ardeur
    • briller verb (brille, brilles, brillons, brillez, )
    • rayonner verb (rayonne, rayonnes, rayonnons, rayonnez, )
    • luire verb (luis, luit, luisons, luisez, )
    • resplendir verb (resplendis, resplendit, resplendissons, resplendissez, )
    • étinceler verb (étincelle, étincelles, étincelons, étincelez, )
  3. stralen (licht schijnen)
    briller; luire; rayonner; resplendir; étinceler
    • briller verb (brille, brilles, brillons, brillez, )
    • luire verb (luis, luit, luisons, luisez, )
    • rayonner verb (rayonne, rayonnes, rayonnons, rayonnez, )
    • resplendir verb (resplendis, resplendit, resplendissons, resplendissez, )
    • étinceler verb (étincelle, étincelles, étincelons, étincelez, )
  4. stralen (iets uitstralen)
    émettre qc; briller; rayonner; resplendir; étinceler; luire; respirer qc
    • briller verb (brille, brilles, brillons, brillez, )
    • rayonner verb (rayonne, rayonnes, rayonnons, rayonnez, )
    • resplendir verb (resplendis, resplendit, resplendissons, resplendissez, )
    • étinceler verb (étincelle, étincelles, étincelons, étincelez, )
    • luire verb (luis, luit, luisons, luisez, )

Conjugations for stralen:

o.t.t.
  1. straal
  2. straalt
  3. straalt
  4. stralen
  5. stralen
  6. stralen
o.v.t.
  1. straalde
  2. straalde
  3. straalde
  4. straalden
  5. straalden
  6. straalden
v.t.t.
  1. ben gestraald
  2. bent gestraald
  3. is gestraald
  4. zijn gestraald
  5. zijn gestraald
  6. zijn gestraald
v.v.t.
  1. was gestraald
  2. was gestraald
  3. was gestraald
  4. waren gestraald
  5. waren gestraald
  6. waren gestraald
o.t.t.t.
  1. zal stralen
  2. zult stralen
  3. zal stralen
  4. zullen stralen
  5. zullen stralen
  6. zullen stralen
o.v.t.t.
  1. zou stralen
  2. zou stralen
  3. zou stralen
  4. zouden stralen
  5. zouden stralen
  6. zouden stralen
diversen
  1. straal!
  2. straalt!
  3. gestraald
  4. stralend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stralen [de ~] nomen, plural

  1. de stralen
    le rayonnement; le traits de lumière

Translation Matrix for stralen:

NounRelated TranslationsOther Translations
rayonnement stralen afstralen; afstraling; bestraling; charisma; radiatie; straling; uitstraling
traits de lumière stralen
VerbRelated TranslationsOther Translations
briller blaken; flikkeren; fonkelen; glanzen; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen blinken; excelleren; flitsen; fonkelen; glimmen; glinsteren; glitteren; licht geven; lichten; onderscheiden; oplichten; overtreffen; schijnen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
luire blaken; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; stralen blinken; fonkelen; glinsteren; gloren; licht geven; schijnen; schitteren
rayonner blaken; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; stralen fonkelen; glinsteren; glunderen; licht geven; schijnen; schitteren; straling uitzenden; uitwaaieren; uitzwermen; verspreiden; waaieren; zich verspreiden
respirer qc iets uitstralen; stralen
resplendir blaken; flikkeren; fonkelen; glanzen; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen fonkelen; glinsteren; schitteren
émettre qc iets uitstralen; stralen
étinceler blaken; flikkeren; fonkelen; glanzen; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen flonkeren; fonkelen; glimmen; glinsteren; schitteren; vonken
être plein d'ardeur blaken; licht uitzenden; stralen
être plein de vie blaken; licht uitzenden; stralen
- zakken

Related Words for "stralen":


Synonyms for "stralen":


Antonyms for "stralen":


Related Definitions for "stralen":

  1. heel gelukkig en blij kijken1
    • zij straalde toen ze hoorde dat ze mee mocht1
  2. licht of warmte uitzenden1
    • de zon straalt aan de hemel1
  3. niet slagen voor een examen1
    • ik ben gestraald voor mijn rijbewijs1

Wiktionary Translations for stralen:

stralen
verb
  1. straling uitzenden
  2. licht weerkaatsen
  3. een heel blije uitdrukking op het gezicht hebben
stralen
Cross Translation:
FromToVia
stralen briller; luire shine — to emit light