Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. arm:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for armen:
    • pauvres


Dutch

Detailed Translations for armen from Dutch to French

armen form of arm:

arm [de ~ (m)] nomen

  1. de arm (armleuning)
    le bras; l'accoudoir

Translation Matrix for arm:

NounRelated TranslationsOther Translations
accoudoir arm; armleuning trapleuning; trapleuningen
bras arm; armleuning kruk; slinger; trapleuning; trapleuningen; vangarm; zwengel
faible zwakkeling
inférieur inferieur; mindere; onderdanige; ondergeschikte
miséreux armoedzaaiers; pauper
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- zielig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
de second ordre arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak matig; middelmatig
faible arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak bleekjes; breekbaar; broos; dood; energieloos; fragiel; futloos; geesteloos; krachteloos; kwetsbaar; lamlendig; landerig; levenloos; lusteloos; machteloos; mat; niet bezield; onbezield; onmachtig; pips; schemerig; schimmig; slap; slapjes; teer; wee; ziekelijk; zwak
indigent arm; armelijk; armetierig; armoedig; behoeftig; berooid; kommerlijk; minvermogend; noodlijdend; onvermogend; pover berooid; doodarm; straatarm
inférieur arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak benedenste; bijkomstig; dor; gebrekkig; incapabel; incompetent; inferieur; laagstaand; laagste; onbekwaam; ondergeschikt; onderhorig; onderste; onderworpen; ondeugdelijk; ongeschikt; schraal
mauvais arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak donker; dubieus; duister; erg; ernstig; gemeen; giftig; glibberig; kwaadaardig; kwaadwillig; kwalijk; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; met slechte intentie; min; niet lekker; niet smakelijk; obscuur; onedel; ongepast; onguur; onkies; onvertogen; slecht; snood; vals; van bedenkelijke aard; venijnig; verdacht; verkeerd
miséreux arm; armelijk; armoedig; behoeftig; kommerlijk; minvermogend; noodlijdend; onvermogend
médiocre arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak doorsnee; gemiddeld; matig; medium; middelmatig; middelmatige; min; modaal; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes
méprisable arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak banaal; bedriegelijk; gefingeerd; gemeen; grof; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; nagemaakt; onecht; onedel; onwaar; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vals; verachtelijk; vuig; vunzig
nécessiteux arm; armelijk; armoedig; behoeftig; kommerlijk; minvermogend; noodlijdend; onvermogend hulpbehoevend; hulpvragend; hulpzoekend; steunzoekend
pauvre arm; armelijk; armetierig; armoedig; behoeftig; berooid; inferieur; kommerlijk; minderwaardig; minvermogend; noodlijdend; ondermaats; ondeugdelijk; onvermogend; pover; slecht; tweederangs; zwak armelijk; armoedig; armzalig; bekaaid; berooid; deerlijk; deplorabel; dor; droog; ellendig; er bekaaid afkomen; flodderig; haveloos; hokkerig; karig; luizig; mager; meelijwekkend; miserabel; onbemiddeld; ongegoed; onvermogend; pover; schamel; schooierig; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; verlopen
subalterne arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak afhankelijk; bijkomstig; dor; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; onzelfstandig; schraal; subaltern

Related Words for "arm":

  • armen, armer, armere, armst, armste, arme

Synonyms for "arm":


Antonyms for "arm":


Related Definitions for "arm":

  1. deel van een ding dat iets pakt of draagt1
    • deze kandelaar heeft vier armen1
  2. lichaamsdeel van hand tot schouder1
    • Anita heeft haar arm gebroken1
  3. wie weinig heeft1
    • ik heb al mijn geld uitgegeven: ik ben arm1
  4. met wie je medelijden hebt1
    • die arme jongen heeft het zwaar bij zijn opstandige vrouw1

Wiktionary Translations for arm:

arm
noun
  1. lichaamsdeel
adjective
  1. weinig bezittend
  2. beklagenswaardig
arm
noun
  1. Membre
adjective
  1. Qui porte malheur, qui annonce ou qui cause du malheur. (Sens général)
  2. Qui est dans la pauvreté ; qui ne dispose pas de ressources suffisantes.

Cross Translation:
FromToVia
arm bras arm — portion of the upper appendage from shoulder to wrist
arm pauvre poor — with no possessions or money
arm pitoyable; pauvre poor — to be pitied