Summary
Dutch to French: more detail...
- opschieten:
-
Wiktionary:
- opschieten → (se) dépêcher, avancer, faire bon ménage, faire vinaigre, progresser
- opschieten → s'entendre
Dutch
Detailed Translations for opschieten from Dutch to French
opschieten:
-
opschieten (zich haasten; jagen; snellen; zich spoeden; vliegen; spoeden; jachten; reppen; jakkeren; ijlen)
se dépêcher; se précipiter; se hâter; se presser; s'empresser-
se dépêcher verb
-
se précipiter verb
-
se hâter verb
-
se presser verb
-
s'empresser verb
-
-
opschieten (uit de grond schieten; omhoog schieten)
pousser vigoureusement; grandir; pousser; surgir-
grandir verb (grandis, grandit, grandissons, grandissez, grandissent, grandissais, grandissait, grandissions, grandissiez, grandissaient, grandîmes, grandîtes, grandirent, grandirai, grandiras, grandira, grandirons, grandirez, grandiront)
-
pousser verb (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
surgir verb (surgis, surgit, surgissons, surgissez, surgissent, surgissais, surgissait, surgissions, surgissiez, surgissaient, surgîmes, surgîtes, surgirent, surgirai, surgiras, surgira, surgirons, surgirez, surgiront)
Conjugations for opschieten:
o.t.t.
- schiet op
- schiet op
- schiet op
- schieten op
- schieten op
- schieten op
o.v.t.
- schoot op
- schoot op
- schoot op
- schoten op
- schoten op
- schoten op
v.t.t.
- ben opgeschoten
- bent opgeschoten
- is opgeschoten
- zijn opgeschoten
- zijn opgeschoten
- zijn opgeschoten
v.v.t.
- was opgeschoten
- was opgeschoten
- was opgeschoten
- waren opgeschoten
- waren opgeschoten
- waren opgeschoten
o.t.t.t.
- zal opschieten
- zult opschieten
- zal opschieten
- zullen opschieten
- zullen opschieten
- zullen opschieten
o.v.t.t.
- zou opschieten
- zou opschieten
- zou opschieten
- zouden opschieten
- zouden opschieten
- zouden opschieten
diversen
- schiet op!
- schiet op!
- opgeschoten
- opschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opschieten:
Synonyms for "opschieten":
Related Definitions for "opschieten":
Wiktionary Translations for opschieten:
opschieten
Cross Translation:
verb
opschieten
-
haast maken
- opschieten → (se) dépêcher
verb
-
pousser en avant, porter en avant.
-
(familier, fr) s’entendre bien ; vivre en bonne intelligence.
-
(familier, fr) Se dépêcher.
-
Faire des progrès.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opschieten | → s'entendre | ↔ get along — interact or coexist well, without argument or trouble |