Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aanbidder:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanbidder from Dutch to French

aanbidder:

aanbidder [de ~ (m)] nomen

  1. de aanbidder (vrijer; liefhebber; minnaar)
    l'amoureux; l'adorateur; le soupirant; l'amant

Translation Matrix for aanbidder:

NounRelated TranslationsOther Translations
adorateur aanbidder; liefhebber; minnaar; vrijer bewonderaar; fan; vereerder
amant aanbidder; liefhebber; minnaar; vrijer beminde; duifje; gezel; hartsvriendin; kameraadje; liefje; liefste; lieve; maatje; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin
amoureux aanbidder; liefhebber; minnaar; vrijer beminde; duifje; gezel; hartsvriendin; kameraadje; liefje; liefste; lieve; maatje; minnaars; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin; vrijers
soupirant aanbidder; liefhebber; minnaar; vrijer
ModifierRelated TranslationsOther Translations
amoureux amoureus; amoureuze; liefderijk; liefdevol; verkikkerd; verliefd

Wiktionary Translations for aanbidder:

aanbidder
noun
  1. vereerder van een goddelijk wezen
aanbidder
noun
  1. Celui, celle qui adorer.