Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. prent:
  2. prenten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for prent from Dutch to French

prent:

prent [de ~] nomen

  1. de prent (afbeelden; afbeelding; beeld; )
    l'image; la représentation; la scène; l'effigie; le portrait; le tableau

Translation Matrix for prent:

NounRelated TranslationsOther Translations
effigie afbeelden; afbeelding; beeld; portret; prent; scene; tafereel beeltenis; figuur van een grafmonument; graffiguur
image afbeelden; afbeelding; beeld; portret; prent; scene; tafereel afbeelding; beeltenis; digitale afbeelding; foto; frame; getekende afbeelding; illustratie; imago; kopie; plaat; plaat in boek of tijdschrift; plaatje; tekening; visioen
portrait afbeelden; afbeelding; beeld; portret; prent; scene; tafereel eigenschap; karakterbeschrijving; karakterisering; karakteristiek; karakteromschrijving; karakterschets; karakterschildering; karaktertekening; karaktertrek; kenmerk; staand; staande richting; stigma; uitschilderen
représentation afbeelden; afbeelding; beeld; portret; prent; scene; tafereel afbeelden; afschilderen; descriptie; happening; nadere beschrijving; omschrijving; opvoering; parade; performance; show; staatsie; tonen; uitbeelding; vertegenwoordiging; vertoning; voordoen; voorstelling
scène afbeelden; afbeelding; beeld; portret; prent; scene; tafereel podium; schouwspel; schouwtoneel; scène; spektakel; thema; toneel; toneelpodium
tableau afbeelden; afbeelding; beeld; portret; prent; scene; tafereel bord; descriptie; doek; foto; illustratie; lijst; matrix; nadere beschrijving; omschrijving; paneel; plaat; plaat in boek of tijdschrift; plaatje; schilderij; schildering; schilderstuk; schoolbord; schoorsteenstuk; tabel; tableau; tafel; uitbeelding

Related Words for "prent":


Wiktionary Translations for prent:

prent
Cross Translation:
FromToVia
prent image picture — representation of visible reality produced by drawing, etc

prenten:

prenten verb (prent, prentte, prentten, geprent)

  1. prenten
    imprimer; tirer
    • imprimer verb (imprime, imprimes, imprimons, imprimez, )
    • tirer verb (tire, tires, tirons, tirez, )

Conjugations for prenten:

o.t.t.
  1. prent
  2. prent
  3. prent
  4. prenten
  5. prenten
  6. prenten
o.v.t.
  1. prentte
  2. prentte
  3. prentte
  4. prentten
  5. prentten
  6. prentten
v.t.t.
  1. heb geprent
  2. hebt geprent
  3. heeft geprent
  4. hebben geprent
  5. hebben geprent
  6. hebben geprent
v.v.t.
  1. had geprent
  2. had geprent
  3. had geprent
  4. hadden geprent
  5. hadden geprent
  6. hadden geprent
o.t.t.t.
  1. zal prenten
  2. zult prenten
  3. zal prenten
  4. zullen prenten
  5. zullen prenten
  6. zullen prenten
o.v.t.t.
  1. zou prenten
  2. zou prenten
  3. zou prenten
  4. zouden prenten
  5. zouden prenten
  6. zouden prenten
diversen
  1. prent!
  2. prent!
  3. geprent
  4. prentend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for prenten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
imprimer prenten bedrukken; boekdrukken; opdrukken; overdrukken; printen
tirer prenten aantrekken; afschieten; aftrekken; afvuren; dichttrekken; getallen van elkaar aftrekken; naar beneden schieten; neerhalen; neersabelen; omhoogtrekken; opentrekken; schieten; schoten lossen; sleuren; trekken; van het lijf trekken; voorttrekken; vuren; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan

Related Words for "prenten":