Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. jammeren:
  2. jammer:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for jammeren from Dutch to French

jammeren:

jammeren verb (jammer, jammert, jammerde, jammerden, gejammerd)

  1. jammeren (weeklagen; jeremiëren)
    se plaindre; se lamenter; gémir
    • gémir verb (gémis, gémit, gémissons, gémissez, )

Conjugations for jammeren:

o.t.t.
  1. jammer
  2. jammert
  3. jammert
  4. jammeren
  5. jammeren
  6. jammeren
o.v.t.
  1. jammerde
  2. jammerde
  3. jammerde
  4. jammerden
  5. jammerden
  6. jammerden
v.t.t.
  1. heb gejammerd
  2. hebt gejammerd
  3. heeft gejammerd
  4. hebben gejammerd
  5. hebben gejammerd
  6. hebben gejammerd
v.v.t.
  1. had gejammerd
  2. had gejammerd
  3. had gejammerd
  4. hadden gejammerd
  5. hadden gejammerd
  6. hadden gejammerd
o.t.t.t.
  1. zal jammeren
  2. zult jammeren
  3. zal jammeren
  4. zullen jammeren
  5. zullen jammeren
  6. zullen jammeren
o.v.t.t.
  1. zou jammeren
  2. zou jammeren
  3. zou jammeren
  4. zouden jammeren
  5. zouden jammeren
  6. zouden jammeren
en verder
  1. is gejammerd
diversen
  1. jammer!
  2. jammert!
  3. gejammerd
  4. jammerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for jammeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gémir jammeren; jeremiëren; weeklagen emmeren; huilen; janken; kermen; klagen; kreunen; misnoegen uiten; over iets mopperen; schreien; steunen; verzuchten; wenen; zucht slaken; zuchten
se lamenter jammeren; jeremiëren; weeklagen klagen; kreunen; lamenteren; misnoegen uiten; over iets mopperen; steunen; zich beklagen
se plaindre jammeren; jeremiëren; weeklagen bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; brommen; eisen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; reclameren; zeuren; zich beklagen

Related Words for "jammeren":


Wiktionary Translations for jammeren:

jammeren
verb
  1. klagende, huilende geluiden maken
jammeren
Cross Translation:
FromToVia
jammeren pleurnicherie whine — a long-drawn, high-pitched complaining cry or sound

jammer:

jammer [de ~ (m)] nomen

  1. de jammer
    le dommage

Translation Matrix for jammer:

NounRelated TranslationsOther Translations
dommage jammer afbreuk; beschadigen; beschadiging; defect; euvel; fout; gebrek; het verliezen; kwetsen; machinedefect; mankement; nadeel; schade; schade toebrengen; verlies
ModifierRelated TranslationsOther Translations
dommage helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig zonde
fâcheusement helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig
fâcheux helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig bitter; boos; erg; ernstig; furieus; giftig; kwaad; kwalijk; nijdig; onverkwikkelijk; rampspoedig; razend; spinnijdig; stuitend; toornig; van bedenkelijke aard; vertoornd; vol tegenslag; woedend; woest; zeer boos; ziedend
hélas helaas; jammer helaas; och; wee
insatisfaisant betreurenswaardig; jammer; jammerlijk; onbevredigend; ontoereikend; onvoldoende; sneu; spijtig; teleurstellend
malheureusement helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig helaas; jammer genoeg; ongelukkigerwijze; tot mijn spijt
regrettable helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig

Related Words for "jammer":


Synonyms for "jammer":


Related Definitions for "jammer":

  1. waar je je een beetje over beklaagt1
    • het is jammer dat ik gezakt ben, maar volgende keer beter!1

Wiktionary Translations for jammer:

jammer
noun
  1. Perte matérielle; dégât (sens général)
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
jammer hélas alas — exclamation of sorrow, etc.
jammer dommage pity — something regrettable