Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. toekomst:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for toekomst from Dutch to English

toekomst:

toekomst [de ~ (v)] nomen

  1. de toekomst (voorland; toekomsten)
    the future; the prospects; the perspective; the foreland; the cape; the headland
  2. de toekomst (vooruitzicht; perspectief; kans)
    the vision

Translation Matrix for toekomst:

NounRelated TranslationsOther Translations
cape toekomst; toekomsten; voorland cape; kaap; schoudermantel; voorgebergte
foreland toekomst; toekomsten; voorland
future toekomst; toekomsten; voorland vervolg; voortzetting
headland toekomst; toekomsten; voorland kaap; voorgebergte
perspective toekomst; toekomsten; voorland denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze
prospects toekomst; toekomsten; voorland
vision kans; perspectief; toekomst; vooruitzicht aanblik; aanzicht; begrip; benul; beschouwing; denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; kijk; lezing; mening; mentale voorstelling; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; visioen; zienswijze
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
future aankomend; aanstaand; toekomend; toekomstig; toekomstige

Antonyms for "toekomst":


Related Definitions for "toekomst":

  1. tijd die nog komt1
    • niemand weet wat de toekomst brengen zal1

Wiktionary Translations for toekomst:

toekomst
noun
  1. de tijd die komen gaat
toekomst
noun
  1. something that will happen in moments yet to come
  2. the time ahead

Cross Translation:
FromToVia
toekomst future; hereafter avenirfutur, ce qui devoir arriver.