Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. moer:
  2. moeren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for moer from Dutch to English

moer:

moer [de ~ (v)] nomen

  1. de moer (droesem; drab; grondsop; )
    the sludge; the muck; the sediment; the dregs; the lees

Translation Matrix for moer:

NounRelated TranslationsOther Translations
dregs bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; drab; droesem; grondsop; grondsoppen; neerslag; residu; sediment; uitvaagsel; zetsel
lees bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; drab; droesem; grondsop; grondsoppen; neerslag; residu; sediment; zetsel
muck bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel bezinksels; drab; morsigheid; neerslag; slonzigheid; smeerlapperij; smerigheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; zwijnenboel
sediment bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; drab; droesem; grondsop; grondsoppen; hemelwater; koffiedik; neerslag; prut; regen; residu; sediment; zetsel
sludge bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; drek; droesem; grondsop; neerslag; prut; residu; sediment; smurrie; zetsel
VerbRelated TranslationsOther Translations
muck modderen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
muck kliederig; knoeierig; morsig; vuil

Related Words for "moer":


Related Definitions for "moer":

  1. ijzeren ringetje met schroefdraad van binnen1
    • ik draai de moer op de schroef1

Wiktionary Translations for moer:

moer
noun
  1. that fits on a bolt
  2. female rabbit
  3. expanse of marshland
  4. reproductive female bee
  5. type of wetland

Cross Translation:
FromToVia
moer nut Mutterkurz für: Schraubenmutter, welche das Gegenstück zu der Schraube bildet
moer female; dame femelleêtre vivant organisé pour concevoir et enfanter ou pondre les œufs. Ne se dit proprement qu’en parlant du sexe.
moer dregs; muck; sludge; lees liedépôt formé par précipitation dans une boisson, spécialement un liquide fermenté.
moer marsh; marshland; swamp; bog; wetland; fen; morass; quag; quagmire marécageétendue de terre saturée d'eau pendant la plus grande partie de l'année, et dont la surface du sol n'est généralement recouverte que d'une faible profondeur d'eau.
moer nut écrou — Pièce d’assemblage mécanique

moeren:

moeren verb (moer, moert, moerde, moerden, gemoerd)

  1. moeren (kapotmaken; mollen)
    to destroy; to break; to wreck; to break into pieces
    • destroy verb (destroies, destroyed, destroying)
    • break verb (breaks, broke, breaking)
    • wreck verb (wrecks, wrecked, wrecking)
    • break into pieces verb (breaks into pieces, broke into pieces, breaking into pieces)

Conjugations for moeren:

o.t.t.
  1. moer
  2. moert
  3. moert
  4. moeren
  5. moeren
  6. moeren
o.v.t.
  1. moerde
  2. moerde
  3. moerde
  4. moerden
  5. moerden
  6. moerden
v.t.t.
  1. heb gemoerd
  2. hebt gemoerd
  3. heeft gemoerd
  4. hebben gemoerd
  5. hebben gemoerd
  6. hebben gemoerd
v.v.t.
  1. had gemoerd
  2. had gemoerd
  3. had gemoerd
  4. hadden gemoerd
  5. hadden gemoerd
  6. hadden gemoerd
o.t.t.t.
  1. zal moeren
  2. zult moeren
  3. zal moeren
  4. zullen moeren
  5. zullen moeren
  6. zullen moeren
o.v.t.t.
  1. zou moeren
  2. zou moeren
  3. zou moeren
  4. zouden moeren
  5. zouden moeren
  6. zouden moeren
en verder
  1. ben gemoerd
  2. bent gemoerd
  3. is gemoerd
  4. zijn gemoerd
  5. zijn gemoerd
  6. zijn gemoerd
diversen
  1. moer!
  2. moert!
  3. gemoerd
  4. moerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for moeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
break breuk; fractuur; lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; onderbreking; ontsnapping; ontvluchting; pauze; rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; schafttijd; schaftuur; speelkwartier; tussenpoos; uitbraak; uitbreken; verpozing
wreck bouwvallen; ruïne; ruïnes; scheepswrak; vervallen gebouw; wrak
VerbRelated TranslationsOther Translations
break kapotmaken; moeren; mollen aan stukken breken; aan stukken slaan; breken; in stukken breken; ingooien; inslaan; kapot maken; kapotbreken; kapotgaan; kapotslaan; knakken; licht worden; lichten; met opzet kapotmaken; onklaar raken; slechten; stukbreken; stukgaan; stukslaan; verbrijzelen; zich misdragen
break into pieces kapotmaken; moeren; mollen breken; in stukken breken; kapotbreken
destroy kapotmaken; moeren; mollen afbreken; breken; iets vergallen; neerhalen; omverhalen; slopen; te gronde richten; uit elkaar halen; uitroeien; verdelgen; verknoeien; vernielen; verwoesten
wreck kapotmaken; moeren; mollen afbreken; breken; neerhalen; omverhalen; ruineren; slopen; uit elkaar halen; vernielen; vernietigen; verwoesten

Related Words for "moeren":