Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. geweld:
  2. Geweld:
  3. wellen:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geweld from Dutch to English

geweld:

geweld [het ~] nomen

  1. het geweld
    the violence; the force; the strength
  2. het geweld
    the violence

Translation Matrix for geweld:

NounRelated TranslationsOther Translations
force geweld aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; forceren; heir; kracht; krijgsmacht; leger; legermacht; macht; mankracht; motor; opdringen; strijdmacht; stuwkracht; troepenmacht; vermogen
strength geweld aandrift; daadkracht; dynamiek; energie; esprit; felheid; fermheid; fiksheid; flinkheid; forsheid; fut; kracht; macht; momentum; puf; spierkracht; sterke kant; sterke zijde; sterkte; stevigheid; vastberadenheid; vermogen; werklust
violence geweld felheid; gedrevenheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
VerbRelated TranslationsOther Translations
force bevelen; commanderen; decreteren; doordrijven; dwingen; dwingen te doen; forceren; gebieden; gelasten; noodzaken tot; opdragen; opdringen; verordenen; verordonneren

Related Definitions for "geweld":

  1. herrie of lawaai1
    • met donderend geweld stortte het gebouw in1
  2. ruwe kracht of dwang1
    • met geweld heeft de politie hem meegenomen1

Wiktionary Translations for geweld:

geweld
noun
  1. elke kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen, goederen of zaken
geweld
noun
  1. law: unlawful violence or lawful compulsion
  2. extreme force
  3. action intended to cause destruction, pain or suffering
  4. widespread fighting

Cross Translation:
FromToVia
geweld violence Gewaltohne Plural: erhebliche oder übermäßige Kraft, dies bei gezieltem Tun gegen Widerstände, oft ohne Legitimation
geweld violence violenceimpétuosité, force non contenir.

Geweld:

Geweld

  1. Geweld
    the Violence
    – A content descriptor developed by the Computer Entertainment Rating Organization (CERO). 2

Translation Matrix for Geweld:

NounRelated TranslationsOther Translations
Violence Geweld

wellen:

wellen verb (wel, welt, welde, welden, geweld)

  1. wellen (borrelen)
    to bubble
    • bubble verb (bubbles, bubbled, bubbling)

Conjugations for wellen:

o.t.t.
  1. wel
  2. welt
  3. welt
  4. wellen
  5. wellen
  6. wellen
o.v.t.
  1. welde
  2. welde
  3. welde
  4. welden
  5. welden
  6. welden
v.t.t.
  1. ben geweld
  2. bent geweld
  3. is geweld
  4. zijn geweld
  5. zijn geweld
  6. zijn geweld
v.v.t.
  1. was geweld
  2. was geweld
  3. was geweld
  4. waren geweld
  5. waren geweld
  6. waren geweld
o.t.t.t.
  1. zal wellen
  2. zult wellen
  3. zal wellen
  4. zullen wellen
  5. zullen wellen
  6. zullen wellen
o.v.t.t.
  1. zou wellen
  2. zou wellen
  3. zou wellen
  4. zouden wellen
  5. zouden wellen
  6. zouden wellen
diversen
  1. wel!
  2. welt!
  3. geweld
  4. wellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wellen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bubble borrelen; wellen kralen; mousseren; opbruisen; parelen; sprankelen; tintelen

Related Words for "wellen":


Wiktionary Translations for wellen:

wellen
verb
  1. iets in water leggen om het zachter te maken
wellen
verb
  1. to combine two similar objects into one
  2. to join materials (especially metals) by applying heat

Cross Translation:
FromToVia
wellen emanate; spring; well up; arise; well émaner — Se dégager par particules impondérables d’un corps dont la substance n’en est ni diminuer, ni altérer sensiblement.

External Machine Translations:

Related Translations for geweld