Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aanbod:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanbod from Dutch to English

aanbod:

aanbod [het ~] nomen

  1. het aanbod (offerte; aanbieding)
    the offer; the proposal; the bid

Translation Matrix for aanbod:

NounRelated TranslationsOther Translations
bid aanbieding; aanbod; offerte aanbieding; bod; koopje; motie; propositie; speciale aanbieding; voorstel; voorstel doen
offer aanbieding; aanbod; offerte aanbieding; bod; koopje; motie; offerte; overhandiging; prijsopgave; propositie; voorstel; voorstel doen
proposal aanbieding; aanbod; offerte aanbieding; aanzoek; bod; huwelijksaanzoek; koopje; motie; projectvoorstel; propositie; suggestie; verzoek; voorstel; voorstel doen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bid gebieden; gelasten; opbieden; voorschrijven
offer aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; beloven; bieden; cadeau doen; cadeau geven; geven; indienen; laten zien; offreren; overgeven; overhandigen; presenteren; schenken; toesteken; toezeggen; tonen; uitloven; vertonen

Wiktionary Translations for aanbod:

aanbod
noun
  1. een aanbieding
aanbod
noun
  1. proposal
  2. products or services sold by a business, or the business itself
  3. offer, tender

Cross Translation:
FromToVia
aanbod offer; supply; proposal; presentation; tender; bid; proposition; advance; advocacy offreaction d’offrir.