Summary
Dutch
Detailed Translations for naäpen from Dutch to English
naäpen:
-
naäpen
Conjugations for naäpen:
o.t.t.
- aap na
- aapt na
- aapt na
- apen na
- apen na
- apen na
o.v.t.
- aapte na
- aapte na
- aapte na
- aapten na
- aapten na
- aapten na
v.t.t.
- heb nageaapt
- hebt nageaapt
- heeft nageaapt
- hebben nageaapt
- hebben nageaapt
- hebben nageaapt
v.v.t.
- had nageaapt
- had nageaapt
- had nageaapt
- hadden nageaapt
- hadden nageaapt
- hadden nageaapt
o.t.t.t.
- zal naäpen
- zult naäpen
- zal naäpen
- zullen naäpen
- zullen naäpen
- zullen naäpen
o.v.t.t.
- zou naäpen
- zou naäpen
- zou naäpen
- zouden naäpen
- zouden naäpen
- zouden naäpen
en verder
- ben nageaapt
- bent nageaapt
- is nageaapt
- zijn nageaapt
- zijn nageaapt
- zijn nageaapt
diversen
- aap na!
- aapt na!
- nageaapt
- naäpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for naäpen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
imitate | naäpen | falsificeren; imiteren; kopiëren; nabootsen; nadoen; namaken; navolgen; opvolgen; vervalsen; volgen |
External Machine Translations: