Summary
Dutch
Detailed Translations for wedden from Dutch to English
wedden:
Conjugations for wedden:
o.t.t.
- wed
- wedt
- wedt
- wedden
- wedden
- wedden
o.v.t.
- wedde
- wedde
- wedde
- wedden
- wedden
- wedden
v.t.t.
- heb gewed
- hebt gewed
- heeft gewed
- hebben gewed
- hebben gewed
- hebben gewed
v.v.t.
- had gewed
- had gewed
- had gewed
- hadden gewed
- hadden gewed
- hadden gewed
o.t.t.t.
- zal wedden
- zult wedden
- zal wedden
- zullen wedden
- zullen wedden
- zullen wedden
o.v.t.t.
- zou wedden
- zou wedden
- zou wedden
- zouden wedden
- zouden wedden
- zouden wedden
diversen
- wed!
- wedt!
- gewed
- weddend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wedden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bet | weddenschap | |
wager | gewaagde onderneming; gok; kans; risico; risicovolle onderneming; waagstuk; weddenschap | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bet | inzetten; verwedden; wedden | een gok wagen; gokken |
bet on | inzetten; verwedden; wedden | |
wager | inzetten; verwedden; wedden |
Related Words for "wedden":
wed:
Related Words for "wed":
External Machine Translations:
English