Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. instantie:


Dutch

Detailed Translations for instantie from Dutch to English

instantie:

instantie [de ~ (v)] nomen

  1. de instantie (organisatie; instelling; lichaam)
    the organization; the bureau; the office; the organisation
  2. de instantie (gezagsorgaan; autoriteit)
    the authority; the ruler

Translation Matrix for instantie:

NounRelated TranslationsOther Translations
authority autoriteit; gezagsorgaan; instantie autorisatie; autoriteit; bevoegd zijn; bevoegdheid; deskundige; expert; fiat; geven van volmacht; gezag; gezaghebber; gezagsdrager; heerschappij; kracht; lastbrief; lastgeving; licentie; macht; machtiging; mandaat; procuratie; specialist; toestemming; vakkundige; vergunning; vermogen; volmacht
bureau instantie; instelling; lichaam; organisatie bureau; bureaumeubel
office instantie; instelling; lichaam; organisatie departement; kantoor; kantoorgebouw; ministerie
organisation instantie; instelling; lichaam; organisatie broederschap; georganiseerd gezelschap; vennootschap
organization instantie; instelling; lichaam; organisatie broederschap; georganiseerd gezelschap; organisatie
ruler autoriteit; gezagsorgaan; instantie baas; beheerser; bevelhebber; gebieder; heer; heerser; liniaal; machthebber; majesteit; meester; overheerser; overweldiger; regeerder; soeverein; vorst

Related Words for "instantie":

  • instanties

Related Definitions for "instantie":

  1. afdeling van de overheid1
    • bij welke instantie moet ik zijn voor een bouwvergunning?1

Related Translations for instantie