Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. kneuzing:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kneuzing from Dutch to English

kneuzing:

kneuzing [de ~ (v)] nomen

  1. de kneuzing (kneuswond; letsel; bult; buil)
    the contusion; the bruise
  2. de kneuzing (gekneusd zijn)
    the bruising; the being bruised; the injuring; the wounding

Translation Matrix for kneuzing:

NounRelated TranslationsOther Translations
being bruised gekneusd zijn; kneuzing
bruise buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel bobbel; bolling; buil; bult; dikte; kwetsuur; letsel; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling
bruising gekneusd zijn; kneuzing
contusion buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel
injuring gekneusd zijn; kneuzing aantasten; beschadigen; kwetsen
wounding gekneusd zijn; kneuzing
VerbRelated TranslationsOther Translations
bruise bezeren; blesseren; deren; kneuzen; krenken; kwetsen; schaden; verwonden

Related Words for "kneuzing":

  • kneuzingen

Wiktionary Translations for kneuzing:

kneuzing
noun
  1. een onderhuidse beschadiging van het zachte weefsel, veelal veroorzaakt door een bot voorwerp of een val

Cross Translation:
FromToVia
kneuzing bruise contusionlésion produire par un corps contondant.

External Machine Translations: