Summary
Dutch
Detailed Translations for verzuren from Dutch to English
verzuren:
-
verzuren (schiften; zuur worden)
Conjugations for verzuren:
o.t.t.
- verzuur
- verzuurt
- verzuurt
- verzuren
- verzuren
- verzuren
o.v.t.
- verzuurde
- verzuurde
- verzuurde
- verzuurden
- verzuurden
- verzuurden
v.t.t.
- ben verzuurd
- bent verzuurd
- is verzuurd
- zijn verzuurd
- zijn verzuurd
- zijn verzuurd
v.v.t.
- was verzuurd
- was verzuurd
- was verzuurd
- waren verzuurd
- waren verzuurd
- waren verzuurd
o.t.t.t.
- zal verzuren
- zult verzuren
- zal verzuren
- zullen verzuren
- zullen verzuren
- zullen verzuren
o.v.t.t.
- zou verzuren
- zou verzuren
- zou verzuren
- zouden verzuren
- zouden verzuren
- zouden verzuren
diversen
- verzuur!
- verzuurt!
- verzuurd
- verzurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verzuren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
get acid | schiften; verzuren; zuur worden | |
make sour | schiften; verzuren; zuur worden | aanzuren; doen verzuren; zuur maken; zuurder maken |
sour | schiften; verzuren; zuur worden | aanzuren; bitter worden; verbitteren; verbolgen worden; vergrammen; zuurder maken |
turn sour | schiften; verzuren; zuur worden | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
sour | bitter; galachtig; zuur |