Summary
Dutch to English: more detail...
- verlof:
- Verlof:
-
Wiktionary:
- verlof → vacation, leave, furlough
- verlof → holiday, vacation, leave, furlough, authorization, authorisation, clearance, empowerment, permission, dispensation, discharge, paying off, dismissal, lay-off, sack, spare time, time off, leisure, license, licence, doctorate
Dutch
Detailed Translations for verlof from Dutch to English
verlof:
-
het verlof (verloftijd; vakantie; snipperdag; verlofjaar)
Translation Matrix for verlof:
Noun | Related Translations | Other Translations |
day off | snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd | rustdag; uitgaansdag; vakantiedag; verlofdag |
floating day | snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd | |
furlough | snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd | |
leave | snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd | heengaan; vertrekken |
sabbatical | snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd | studieverlof |
study leave | snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd | studieverlof |
vacation | snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
leave | afgeven; afleveren; afreizen; afsteken; afvaren; bestellen; bezorgen; brengen; gaan; heengaan; in de steek laten; opbreken; opstappen; overhandigen; overlaten; smeren; thuisbezorgen; uitgaan; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; wegvaren; zich verwijderen |
Wiktionary Translations for verlof:
verlof
Cross Translation:
noun
verlof
-
een periode waarin men toestemming krijgt om iets te doen, bijvoorbeeld vakantiedagen opnemen
- verlof → vacation
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verlof | → holiday; vacation; leave; furlough | ↔ Urlaub — die vom Arbeitgeber dem abhängig Beschäftigten oder Dienstherrn dem Unterstellten gewährte Freizeit in Höhe von einem oder meist mehreren Werktagen |
• verlof | → authorization; authorisation; clearance; empowerment; permission; leave; dispensation | ↔ autorisation — action d’autoriser. |
• verlof | → discharge; paying off; dismissal; lay-off; sack; spare time; time off; vacation; holiday; leave; leisure | ↔ congé — permission d’aller, de venir, de s’absenter, de se retirer. |
• verlof | → license; permission; leave; dispensation; licence; authorization; doctorate | ↔ licence — permission. |
• verlof | → permission; leave; dispensation | ↔ permis — permission écrire. |
• verlof | → leave; furlough | ↔ permission — congé militaire |
• verlof | → holiday | ↔ vacance — Temps de repos accordé aux employés (3) |