Dutch
Detailed Translations for afvragen from Dutch to English
afvragen:
-
afvragen (verwonderen)
Conjugations for afvragen:
o.t.t.
- vraag af
- vraagt af
- vraagt af
- vragen af
- vragen af
- vragen af
o.v.t.
- vroeg af
- vroeg af
- vroeg af
- vroegen af
- vroegen af
- vroegen af
v.t.t.
- heb afgevraagd
- hebt afgevraagd
- heeft afgevraagd
- hebben afgevraagd
- hebben afgevraagd
- hebben afgevraagd
v.v.t.
- had afgevraagd
- had afgevraagd
- had afgevraagd
- hadden afgevraagd
- hadden afgevraagd
- hadden afgevraagd
o.t.t.t.
- zal afvragen
- zult afvragen
- zal afvragen
- zullen afvragen
- zullen afvragen
- zullen afvragen
o.v.t.t.
- zou afvragen
- zou afvragen
- zou afvragen
- zouden afvragen
- zouden afvragen
- zouden afvragen
diversen
- vraag af!
- vraagt af!
- afgevraagd
- afvragende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afvragen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
doubt | aarzeling; besluiteloosheid; tweestrijd; twijfel; twijfeling; weifeling | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
doubt | afvragen; verwonderen | aarzelen; betwijfelen; dubben; onzeker zijn; talmen; twijfelen; weifelen |
wonder | afvragen; verwonderen | nadenken; peinzen; piekeren; prakkiseren; vraag stellen; vragen |
Other | Related Translations | Other Translations |
wonder | wonder |