Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. eenvoud:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for eenvoud from Dutch to English

eenvoud:

eenvoud [de ~ (m)] nomen

  1. de eenvoud (soberheid; simpelheid)
    the sobriety; the simplicity; the simpleness; the scantiness; the frugality; the plainness
  2. de eenvoud (ongekunsteldheid; natuurlijkheid)
    the simplicity; the unaffectedness
  3. de eenvoud (eenvoudigheid; simpelheid)
    the simplicity; the simpleness

Translation Matrix for eenvoud:

NounRelated TranslationsOther Translations
frugality eenvoud; simpelheid; soberheid spaarzaamheid; waardeloos zijn; zuinigheid
plainness eenvoud; simpelheid; soberheid alledaagsheid; gewoonheid; platitude
scantiness eenvoud; simpelheid; soberheid armzaligheid; gebrek; karigheid; krapte; poverheid; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; tekort
simpleness eenvoud; eenvoudigheid; simpelheid; soberheid
simplicity eenvoud; eenvoudigheid; natuurlijkheid; ongekunsteldheid; simpelheid; soberheid bescheidenheid; pretentieloosheid; simpliciteit
sobriety eenvoud; simpelheid; soberheid
unaffectedness eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid

Wiktionary Translations for eenvoud:

eenvoud
noun
  1. afwezigheid van pracht en praal

Cross Translation:
FromToVia
eenvoud simplicity simplicitéqualité de ce qui n’est pas composé.