Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. neus:
  2. neuzen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for neus from Dutch to German

neus:

neus [de ~ (m)] nomen

  1. de neus (neus anatomie)
    die Nase; der Geruch; der Geruchsnerv; der Duft; der Geruchssinn; die Gerüche

Translation Matrix for neus:

NounRelated TranslationsOther Translations
Duft neus; neus anatomie boeket; bos bloemen; heiigheid; waas
Geruch neus; neus anatomie aroma; bouquet; geur; geurtje; kwade reuk; lucht; reuk; stank
Geruchsnerv neus; neus anatomie
Geruchssinn neus; neus anatomie reuk; reukvermogen; reukzin
Gerüche neus; neus anatomie
Nase neus; neus anatomie

Related Words for "neus":


Related Definitions for "neus":

  1. orgaan waarmee je ruikt1
    • Theo heeft een bril op zijn neus1

Wiktionary Translations for neus:

neus
noun
  1. een orgaan dat gebruikt wordt bij de ademhaling en om te ruiken
neus
noun
  1. 'etwas, das wie [1] aussieht
  2. ein Geruchs- und Atmungsorgan in der Mitte des Gesichts

Cross Translation:
FromToVia
neus Jud; Jid kike — offensive: Jew
neus Nase nose — protuberance on the face
neus Nase nose — tip of an object
neus grinsen sneer — raise a corner of the upper lip slightly in scorn
neus Ende; Kulm; Spitze; Stift; Zacke; Zinke; Zipfel boutpartie extrême d’une chose.
neus Kulm; Spitze; Stift; Zacke; Zinke; Zipfel cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc.
neus Nase nez — Appendice au milieu de la figure d’un humain
neus Nase nez — Avant d’un avion
neus Kulm; Spitze; Stift; Zacke; Zinke; Zipfel pointeextrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être.

neus form of neuzen:

neuzen verb (neus, neust, neusde, neusden, geneusd)

  1. neuzen (speuren)
    stöbern; schnüffeln; herumkramen; spionieren
    • stöbern verb (stöbere, stöberst, stöbert, stöberte, stöbertet, gestöbert)
    • schnüffeln verb (schnüffele, schnüffelst, schnüffelt, schnüffelte, schnüffeltet, geschnüffelt)
    • herumkramen verb (krame herum, kramst herum, kramt herum, kramte herum, kramtet herum, herumgekramt)
    • spionieren verb (spioniere, spionierst, spioniert, spionierte, spioniertet, spioniert)

Conjugations for neuzen:

o.t.t.
  1. neus
  2. neust
  3. neust
  4. neuzen
  5. neuzen
  6. nneuzen
o.v.t.
  1. neusde
  2. neusde
  3. neusde
  4. neusden
  5. neusden
  6. neusden
v.t.t.
  1. heb geneusd
  2. hebt geneusd
  3. heeft geneusd
  4. hebben geneusd
  5. hebben geneusd
  6. hebben geneusd
v.v.t.
  1. had geneusd
  2. had geneusd
  3. had geneusd
  4. hadden geneusd
  5. hadden geneusd
  6. hadden geneusd
o.t.t.t.
  1. zal neuzen
  2. zult neuzen
  3. zal neuzen
  4. zullen neuzen
  5. zullen neuzen
  6. zullen neuzen
o.v.t.t.
  1. zou neuzen
  2. zou neuzen
  3. zou neuzen
  4. zouden neuzen
  5. zouden neuzen
  6. zouden neuzen
diversen
  1. neus!
  2. neust!
  3. geneusd
  4. neuzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neuzen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
herumkramen neuzen; speuren broddelen; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; prutsen; rommelen; snuffelen
schnüffeln neuzen; speuren drugs gebruiken; drugs snuiven; een loopneus hebben; een snuif nemen; gluren; insnuiven; naspeuring doen; opsnuiven; rechercheren; rondwroeten; snuffelen; snuiven; speuren; stiekem kijken
spionieren neuzen; speuren bespieden; bespioneren; gluren; koekeloeren; snuffelen; spieden; spioneren; stiekem kijken
stöbern neuzen; speuren bladeren; draaien; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; kolken; rommelen; ronddraaien; snuffelen

Related Words for "neuzen":


Related Translations for neus