Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. faciliteit:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for faciliteit from Dutch to German

faciliteit:

faciliteit [de ~ (v)] nomen

  1. de faciliteit
    die Fazilität; der Komfort
  2. de faciliteit
    der Raum
    • Raum [der ~] nomen

Translation Matrix for faciliteit:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fazilität faciliteit
Komfort faciliteit comfort; gerief
Raum faciliteit aparte vergaderruimte; grote kamer; kamer; ruimte; ruimte in een gebouw; vertrek; vertrekken; zaal

Related Words for "faciliteit":

  • faciliteiten

Wiktionary Translations for faciliteit:

faciliteit
noun
  1. een voorziening
  2. een voordeel
faciliteit
noun
  1. Wirtschaft/Finanzwesen: eine Erleichterung der Kreditbedingungen für einen Kunden

Cross Translation:
FromToVia
faciliteit Einrichtung; Vorrichtung facility — physical means of doing something
faciliteit Ressource; Mittel resource — something that one uses to achieve an objective