Summary
French to Dutch: more detail...
-
attraper:
- oplopen; onverlangd krijgen; opdoen; snappen; betrappen; grijpen; pakken; vangen; verstrikken; vatten; klauwen; gevangennemen; aanhouden; arresteren; in hechtenis nemen; oppakken; inrekenen; buitmaken; beetgrijpen; vastgrijpen; beetnemen; beetpakken; aanpakken; vastpakken; vastnemen; aanklampen; vastklampen; in de maling nemen; voor de gek houden; foppen; te pakken nemen; beet nemen; opvangen; onderscheppen; ondervangen; afvangen; onderweg opvangen; te pakken krijgen; grissen; jatten; snaaien; pikken; wegkapen; graaien; tepakkenkrijgen
-
Wiktionary:
- attraper → beetkrijgen, beetnemen, pakken, vangen, vastpakken, vatten, plukken
- attraper → oppakken, bij de lurven pakken, vatten, vangen, grijpen
French
Detailed Translations for attraper from French to Dutch
attraper:
attraper verb (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, attrapent, attrapais, attrapait, attrapions, attrapiez, attrapaient, attrapai, attrapas, attrapa, attrapâmes, attrapâtes, attrapèrent, attraperai, attraperas, attrapera, attraperons, attraperez, attraperont)
-
attraper
-
attraper (suprendre à; surprendre; choper; piquer)
-
attraper (saisir; prendre; entendre; prendre au piège; pincer; s'emparer de)
-
attraper (faire prisonnier; arrêter; mettre sous les verrous; capturer; saisir)
gevangennemen; aanhouden; vatten; arresteren; in hechtenis nemen; oppakken; inrekenen-
gevangennemen verb
-
in hechtenis nemen verb (neem in hechtenis, neemt in hechtenis, nam in hechtenis, namen in hechtenis, in hechtenis genomen)
-
-
attraper (capturer; prendre)
-
attraper (empoigner; saisir; prendre; s'accrocher à)
-
attraper (saisir; prendre; se cramponner à; clouer; empoigner; coller à; s'accrocher à)
-
attraper (tromper; taquiner; plaisanter; turlupiner; duper; blaguer; rouler; mener quelqu'un en bateau)
in de maling nemen; voor de gek houden; foppen; te pakken nemen-
in de maling nemen verb (neem in de maling, neemt in de maling, nam in de maling, namen in de maling, in de maling genomen)
-
voor de gek houden verb
-
te pakken nemen verb
-
-
attraper (duper)
in de maling nemen; beet nemen-
in de maling nemen verb (neem in de maling, neemt in de maling, nam in de maling, namen in de maling, in de maling genomen)
-
beet nemen verb
-
-
attraper (intercepter; saisir)
-
attraper (saisir)
te pakken krijgen-
te pakken krijgen verb (krijg te pakken, krijgt te pakken, kreeg te pakken, kregen te pakken, te pakken gekregen)
-
-
attraper (souffler; prendre; piquer; chiper; barboter)
-
attraper (mettre la main sur; s'emparer de)
tepakkenkrijgen-
tepakkenkrijgen verb (krijg tepakken, krijgt tepakken, kreeg tepakken, kregen tepakken, tepakkengekregen)
-
Conjugations for attraper:
Présent
- attrape
- attrapes
- attrape
- attrapons
- attrapez
- attrapent
imparfait
- attrapais
- attrapais
- attrapait
- attrapions
- attrapiez
- attrapaient
passé simple
- attrapai
- attrapas
- attrapa
- attrapâmes
- attrapâtes
- attrapèrent
futur simple
- attraperai
- attraperas
- attrapera
- attraperons
- attraperez
- attraperont
subjonctif présent
- que j'attrape
- que tu attrapes
- qu'il attrape
- que nous attrapions
- que vous attrapiez
- qu'ils attrapent
conditionnel présent
- attraperais
- attraperais
- attraperait
- attraperions
- attraperiez
- attraperaient
passé composé
- ai attrapé
- as attrapé
- a attrapé
- avons attrapé
- avez attrapé
- ont attrapé
divers
- attrape!
- attrapez!
- attrapons!
- attrapé
- attrapant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Translation Matrix for attraper:
Synonyms for "attraper":
Wiktionary Translations for attraper:
attraper
Cross Translation:
verb
attraper
-
Prendre à une trappe, à un piège ou à quelque chose de semblable.
- attraper → beetkrijgen; beetnemen; pakken; vangen; vastpakken; vatten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• attraper | → oppakken; bij de lurven pakken; vatten | ↔ bust — (slang) to arrest for a crime |
• attraper | → vangen | ↔ catch — to intercept an object in the air etc. (jump) |
• attraper | → grijpen | ↔ grab — to make a sudden grasping or clutching motion (at something) |
• attraper | → vangen | ↔ trap — to catch in a trap or traps |
• attraper | → grijpen | ↔ greifen — etwas mit der Hand nehmen, packen, anfassen, festhalten |