Home ->Dictionaries ->French/Dutch ->Search: articulation

French and Dutch Search Results for: articulation

Summary

French to Dutch: more detail...

articulation:
- uitspraak; articulatie; gewricht; verbinding van beenderen; geleding; verbinding van lichaamsdelen
Wiktionary:
- articulation → gewricht
- articulation → gewricht, knokkel, uiting, taaluiting

French

Detailed Translations for articulation from French to Dutch

articulation:

articulation [la ~] nomen

l'articulation (prononciation; sentence)
de uitspraak; de articulatie
- uitspraak [de ~] nomen
- articulatie [de ~ (v)] nomen
l'articulation (articulation des os; jointure)
het gewricht; verbinding van beenderen
- gewricht [het ~] nomen
- verbinding van beenderen [znw.] nomen
l'articulation (jointure)
de geleding; verbinding van lichaamsdelen
- geleding [de ~ (v)] nomen
- verbinding van lichaamsdelen [znw.] nomen

Translation Matrix for articulation:

Noun	Related Translations	Other Translations
articulatie	articulation; prononciation; sentence
geleding	articulation; jointure	niveau; section; échelon
gewricht	articulation; articulation des os; jointure
uitspraak	articulation; prononciation; sentence	annonce; appel; attestation; avis; communication; déclaration; déposition; envoi; information; jugement; mention; message; notice; nouvelle; prononciation; publication; renvoi; sentence; témoignage; verdict
verbinding van beenderen	articulation; articulation des os; jointure
verbinding van lichaamsdelen	articulation; jointure

Synonyms for "articulation":

jointure; assemblage; attache; charnière; cardan; cheville; joint; emboîtement; branchement; bifurcation; changement; élocution; diction; débit; parole; style; énonciation; prononciation; faconde; énoncé; affirmation; communication; donnée; expression; formulation; proposition; stipulation; déclaration; genou; rotule; accentuation; phrasé

Wiktionary Translations for articulation:

articulation

noun

verbinding
- gewricht → articulation

Cross Translation:

From	To	Via
• articulation	→ gewricht	↔ joint — part of the body where bones join
• articulation	→ knokkel	↔ knuckle — joint of the finger
• articulation	→ uiting; taaluiting	↔ utterance — an act of uttering
• articulation	→ gewricht	↔ Gelenk — Anatomie: bewegliche Verbindung von Knochen

Related Translations for articulation