Detailed Translations for emporter from French to Dutch
emporter:
-
ophalen;
meenemen;
afnemen;
afhalen;
wegnemen;
weghalen
-
ophalen
verb
(haal op, haalt op, haalde op, haalden op, opgehaald)
-
meenemen
verb
(neem mee, neemt mee, nam mee, namen mee, meegenomen)
-
afnemen
verb
(neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
-
afhalen
verb
(haal af, haalt af, haalde af, haalden af, afgehaald)
-
wegnemen
verb
(neem weg, neemt weg, nam weg, namen weg, weggenomen)
-
weghalen
verb
(haal weg, haalt weg, haalde weg, haalden weg, weggehaald)
-
meeslepen;
meetrekken;
meetronen;
meesleuren
-
meeslepen
verb
(sleep mee, sleept mee, sleepte mee, sleepten mee, meegesleept)
-
meetrekken
verb
(trek mee, trekt mee, trok mee, trokken mee, meegtrokken)
-
meetronen
verb
(troon mee, troont mee, troonde mee, troonden mee, meegetroond)
-
meesleuren
verb
(sleur mee, sleurt mee, sleurde mee, sleurden mee, meegesleurd)
-
meedragen;
afvoeren;
wegvoeren;
wegslepen;
wegdragen;
wegsjouwen
-
-
afvoeren
verb
(voer af, voert af, voerde af, voerden af, afgevoerd)
-
wegvoeren
verb
(voer weg, voert weg, voerde weg, voerden weg, weggevoerd)
-
wegslepen
verb
(sleep weg, sleept weg, sleepte weg, sleepten weg, weggesleept)
-
wegdragen
verb
(draag weg, draagt weg, droeg weg, droegen weg, weggedragen)
-
wegsjouwen
verb
(sjouw weg, sjouwt weg, sjouwde weg, sjouwden weg, weggesjouwd)
-
legen;
leegmaken;
leeghalen;
ledigen
-
-
leegmaken
verb
(maak leeg, maakt leeg, maakte leeg, maakten leeg, leeggemaakt)
-
leeghalen
verb
(haal leeg, haalt leeg, haalde leeg, haalden leeg, leeggehaald)
-
ledigen
verb
(ledig, ledigt, ledigde, ledigden, geledigd)
Conjugations for emporter:
Présent
- emporte
- emportes
- emporte
- emportons
- emportez
- emportent
imparfait
- emportais
- emportais
- emportait
- emportions
- emportiez
- emportaient
passé simple
- emportai
- emportas
- emporta
- emportâmes
- emportâtes
- emportèrent
futur simple
- emporterai
- emporteras
- emportera
- emporterons
- emporterez
- emporteront
subjonctif présent
- que j'emporte
- que tu emportes
- qu'il emporte
- que nous emportions
- que vous emportiez
- qu'ils emportent
conditionnel présent
- emporterais
- emporterais
- emporterait
- emporterions
- emporteriez
- emporteraient
passé composé
- ai emporté
- as emporté
- a emporté
- avons emporté
- avez emporté
- ont emporté
divers
- emporte!
- emportez!
- emportons!
- emporté
- emportant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Translation Matrix for emporter:
Synonyms for "emporter":
Wiktionary Translations for emporter:
emporter
verb
-
Prendre avec soi et porter ailleurs
-
Traductions à trier suivant le sens.
emporter
verb
-
goederen die klaargelegd zijn in bezit komen nemen
Cross Translation:
External Machine Translations:
Related Translations for emporter