English

Detailed Translations for enduring from English to Dutch

enduring:

enduring adj

  1. enduring (suffering)
  2. enduring (persistent; hold out)

Translation Matrix for enduring:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
lijdend enduring; suffering
verdragend enduring; hold out; persistent
- abiding; imperishable; long-suffering
ModifierRelated TranslationsOther Translations
uithoudend enduring; hold out; persistent

Related Words for "enduring":


Synonyms for "enduring":


Related Definitions for "enduring":

  1. patiently bearing continual wrongs or trouble1
    • an enduring disposition1
  2. unceasing1

Wiktionary Translations for enduring:


Cross Translation:
FromToVia
enduring permanent; altijddurend; eeuwig; voortdurend; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; blijvend; gedurig; vast permanent — Qui est stable, immuable, qui dure sans changer, qui dure constamment.

enduring form of endure:

to endure verb (endures, endured, enduring)

  1. to endure (bear; persist; stand; tolerate)
    dragen; volhouden; verdragen; doorstaan; uithouden; verduren; uitzingen; dulden; harden
    • dragen verb (draag, draagt, droeg, droegen, gedragen)
    • volhouden verb (houd vol, houdt vol, hield vol, hielden vol, volgehouden)
    • verdragen verb (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
    • doorstaan verb (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
    • uithouden verb (houd uit, houdt uit, hield uit, hielden uit, uitgehouden)
    • verduren verb (verduur, verduurt, verduurde, verduurden, verduurd)
    • uitzingen verb (zing uit, zingt uit, zong uit, zongen uit, uitgezongen)
    • dulden verb (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
    • harden verb (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)
  2. to endure (live through)
    doormaken
    • doormaken verb (maak door, maakt door, maakte door, maakten door, doorgemaakt)
  3. to endure (bear; sustain; stand)
    doorstaan; verdragen; doorleven; verteren; verduren
    • doorstaan verb (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
    • verdragen verb (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
    • doorleven verb
    • verteren verb (verteer, verteert, verteerde, verteerden, verteerd)
    • verduren verb (verduur, verduurt, verduurde, verduurden, verduurd)
  4. to endure (stand; bear)
    verdragen; velen; dulden
    • verdragen verb (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
    • velen verb (veel, veelt, veelde, veelden, geveeld)
    • dulden verb (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
  5. to endure (last)
    – persist for a specified period of time 1
    duren
    • duren verb (duurt, duurde, geduurd)

Conjugations for endure:

present
  1. endure
  2. endure
  3. endures
  4. endure
  5. endure
  6. endure
simple past
  1. endured
  2. endured
  3. endured
  4. endured
  5. endured
  6. endured
present perfect
  1. have endured
  2. have endured
  3. has endured
  4. have endured
  5. have endured
  6. have endured
past continuous
  1. was enduring
  2. were enduring
  3. was enduring
  4. were enduring
  5. were enduring
  6. were enduring
future
  1. shall endure
  2. will endure
  3. will endure
  4. shall endure
  5. will endure
  6. will endure
continuous present
  1. am enduring
  2. are enduring
  3. is enduring
  4. are enduring
  5. are enduring
  6. are enduring
subjunctive
  1. be endured
  2. be endured
  3. be endured
  4. be endured
  5. be endured
  6. be endured
diverse
  1. endure!
  2. let's endure!
  3. endured
  4. enduring
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for endure:

NounRelated TranslationsOther Translations
harden making resistant; making withstand
VerbRelated TranslationsOther Translations
doorleven bear; endure; stand; sustain
doormaken endure; live through
doorstaan bear; endure; persist; stand; sustain; tolerate
dragen bear; endure; persist; stand; tolerate have on; prop; prop up; shore; support; wear
dulden bear; endure; persist; stand; tolerate admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate
duren endure; last admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate
harden bear; endure; persist; stand; tolerate become hard; harden; iron; lead up; practice; practise; steel; toughen; train; tutor
uithouden bear; endure; persist; stand; tolerate
uitzingen bear; endure; persist; stand; tolerate
velen bear; endure; stand
verdragen bear; endure; persist; stand; sustain; tolerate
verduren bear; endure; persist; stand; sustain; tolerate
verteren bear; endure; stand; sustain be lost; be wrecked; become worn; consume; crash; decay; decline; degenerate; deteriorate; digest; fall into decline; get worn out; meet an accident; perish; rot; spend money; wear out
volhouden bear; endure; persist; stand; tolerate hold on; keep on; keep up; persevere; persist
- brave; brave out; die hard; go; hold out; hold up; last; live; live on; persist; prevail; run; suffer; survive; wear; weather
OtherRelated TranslationsOther Translations
- exist; get through; go through; last; pass; pay for; put up with

Related Words for "endure":


Synonyms for "endure":


Antonyms for "endure":


Related Definitions for "endure":

  1. undergo or be subjected to1
  2. continue to live through hardship or adversity1
  3. continue to exist1
    • The legend of Elvis endures1
  4. persist for a specified period of time1
  5. last and be usable1
  6. face and withstand with courage1

Wiktionary Translations for endure:

endure
verb
  1. to tolerate something
  2. to continue despite obstacles
endure
verb
  1. ondanks moeilijkheden er nog goed voorstaan
  2. bereid zijn iets ongestraft te laten
  3. alle aanvallen weerstaan
  4. langdurig moeilijkheden verdragen of belasting dragen
  5. bestand zijn tegen
  6. ongemak of lijden verdragen

Cross Translation:
FromToVia
endure doorgaan; verder gaan met; vervolgen; voortgaan; voortzetten; aanhouden; beklijven; duren; standhouden; voortduren; blijven continuerpoursuivre ce qui commencer.
endure doorstaan; lijden; ondergaan; uitstaan; velen; verdragen endurersouffrir, supporter avec fermeté, constance.
endure voortduren perdurer — Durer éternellement
endure weerstaan tenir le coup — marine|fr résister aux coups de vent et de mer.
endure aanzien; dulden; toelaten; tolereren; velen; verdragen; pikken tolérersupporter.

Related Translations for enduring