Summary
English to Dutch: more detail...
-
drop:
- drop; druppel; staande receptie; borrel; neut; dropping; oorlam; valhoogte
- weglaten; vallen; omlaagstorten; flikkeren; tuimelen; kiepen; kieperen; kelderen; zakken; ontslaan; wegsturen; ontheffen; verzenden; wegzenden; uitsturen; druppelen; afdruipen; sijpelen; droppen; druipen; druppen; druppels laten vallen; uitdruppelen; afzetten; laten uitstappen; seponeren; afzien van rechtsvervolging; afwerpen; afsmijten; lazeren; slinken; inkrimpen; krimpen; verwijderen
-
Wiktionary:
- drop → (<a class="defDestWord" href="https://www.interglot.se/ordbok/nl/en/search?q=gaan&l=nl%7Cde" title="Translate 'gaan' from Dutch to English"><span lang="nl">gaan</span></a>) <a class="defDestWord" href="https://www.interglot.se/ordbok/nl/en/search?q=liggen&l=nl%7Cde" title="Translate 'liggen' from Dutch to English"><span lang="nl">liggen</span></a>, verwijderen, uitstoten, laten vallen, dalen, vallen, schrappen
- drop → snoepje, bolletje, val, afgrond, druppel, daling
- drop → stort, val, vallen, kelderen, zich onderwerpen, afleggen, opgeven, prijsgeven, toegeven, afstaan, wijken, afstand doen, abdiceren, abdiqueren, aftreden, afstand doen van, afschaffen, afgelasten, annuleren, ontbinden, tenietdoen, terugnemen, afzeggen, druppel, traan
Dutch to English: more detail...
English
Detailed Translations for drop from English to Dutch
drop:
-
to drop (omit)
-
to drop (collapse; crash down)
-
to drop (tumble; fall; trip up)
-
to drop (sink; fall; tumble)
-
to drop (dismiss; discharge; fire; lay off; release; sack)
-
to drop (drip; trickle; pitter)
-
to drop (put someone off; put down)
-
to drop (dismiss)
-
to drop (throw off; cast)
-
to drop (topple)
-
to drop (shrink; diminish; decrease; reduce; shrivel up; shrink back; dwindle; lessen; shrivel; go down; shrink away)
-
to drop
– To remove an association or connection. 1
Conjugations for drop:
present
- drop
- drop
- drops
- drop
- drop
- drop
simple past
- dropped
- dropped
- dropped
- dropped
- dropped
- dropped
present perfect
- have dropped
- have dropped
- has dropped
- have dropped
- have dropped
- have dropped
past continuous
- was dropping
- were dropping
- was dropping
- were dropping
- were dropping
- were dropping
future
- shall drop
- will drop
- will drop
- shall drop
- will drop
- will drop
continuous present
- am dropping
- are dropping
- is dropping
- are dropping
- are dropping
- are dropping
subjunctive
- be dropped
- be dropped
- be dropped
- be dropped
- be dropped
- be dropped
diverse
- drop!
- let's drop!
- dropped
- dropping
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for drop:
Related Words for "drop":
Synonyms for "drop":
Antonyms for "drop":
Related Definitions for "drop":
Wiktionary Translations for drop:
drop
Cross Translation:
verb
drop
-
-
-
to eject, remove, dismiss
- drop → verwijderen; uitstoten
-
to fail to pronounce
- drop → laten vallen
-
to decrease in value
- drop → dalen
-
to allow to fall from one's grasp
- drop → laten vallen
-
to fall
- drop → vallen
noun
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• drop | → stort; val | ↔ Sturz — heftiger Fall auf den Boden |
• drop | → vallen | ↔ fallen — auf einen niedrigeren Wert sinken |
• drop | → vallen | ↔ fallen — unkontrolliert von oben nach unten bewegen (durch die Gravitation) |
• drop | → kelderen | ↔ purzeln — bezogen auf Preise oder Kurse: schnell und kräftig fallen |
• drop | → zich onderwerpen; afleggen; opgeven; prijsgeven; toegeven; afstaan; wijken; afstand doen; abdiceren; abdiqueren; aftreden; afstand doen van | ↔ abdiquer — renoncer à un pouvoir que l’on exercer ; se démettre de ses fonctions. |
• drop | → afschaffen; afgelasten; annuleren; ontbinden; tenietdoen; terugnemen; afzeggen | ↔ annuler — rendre nul. |
• drop | → val | ↔ chute — Traductions à trier suivant le sens |
• drop | → druppel | ↔ goutte — Très petite quantité d’un liquide qui se détache avec une forme sphérique. (Sens général). |
• drop | → traan | ↔ larme — goutte du liquide sécréter par les glandes lacrymales situées à coté de chaque œil. |
• drop | → vallen | ↔ tomber — Être entraîné de haut en bas par son poids |
Related Translations for drop
Dutch
Detailed Translations for drop from Dutch to English
drop:
-
de drop (druppel)
-
de drop
– zwarte snoep die onder andere van zoet hout gemaakt is 3
Translation Matrix for drop:
Noun | Related Translations | Other Translations |
drip | drop; druppel | debiel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; infusum; infuus; mafkees; mafketel; mafkikker; schlemiel; slemiel; slungel; sofvent; sukkel; waanzinnige; watje; zot |
dripping | drop; druppel | gedruppel |
drop | drop; druppel | borrel; dropping; neut; oorlam; staande receptie; valhoogte |
licorice | drop | |
liquorice | drop | zoethout |
Verb | Related Translations | Other Translations |
drip | afdruipen; afdruppelen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken | |
drop | afdruipen; afsmijten; afwerpen; afzetten; afzien van rechtsvervolging; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; flikkeren; inkrimpen; kelderen; kiepen; kieperen; krimpen; laten uitstappen; lazeren; omlaagstorten; ontheffen; ontslaan; seponeren; sijpelen; slinken; tuimelen; uitdruppelen; uitsturen; vallen; verwijderen; verzenden; weglaten; wegsturen; wegzenden; zakken |
Related Words for "drop":
Related Definitions for "drop":
drop form of droppen:
-
droppen (ergens loslaten; afzetten)
-
droppen (druppelen; afdruipen; sijpelen; druipen; druppen; druppels laten vallen; uitdruppelen)
-
droppen (druppels laten vallen; druipen; druppen; druppelen)
Conjugations for droppen:
o.t.t.
- drop
- dropt
- dropt
- droppen
- droppen
- droppen
o.v.t.
- dropte
- dropte
- dropte
- dropten
- dropten
- dropten
v.t.t.
- heb gedropt
- hebt gedropt
- heeft gedropt
- hebben gedropt
- hebben gedropt
- hebben gedropt
v.v.t.
- had gedropt
- had gedropt
- had gedropt
- hadden gedropt
- hadden gedropt
- hadden gedropt
o.t.t.t.
- zal droppen
- zult droppen
- zal droppen
- zullen droppen
- zullen droppen
- zullen droppen
o.v.t.t.
- zou droppen
- zou droppen
- zou droppen
- zouden droppen
- zouden droppen
- zouden droppen
en verder
- ben gedropt
- bent gedropt
- is gedropt
- zijn gedropt
- zijn gedropt
- zijn gedropt
diversen
- drop!
- dropt!
- gedropt
- droppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze