German

Detailed Translations for anweisen from German to Dutch

anweisen:

anweisen verb (weise an, weisest an, weist an, wies an, wiest an, angewiesen)

  1. anweisen (instruieren; unterrichten; einweisen; )
    inlichten; voorlichten; onderrichten
  2. anweisen (Auftrag geben)
    opdracht geven
    • opdracht geven verb (geef opdracht, geeft opdracht, gaf opdracht, gaven opdracht, opdracht gegeven)
  3. anweisen (anzeigen; hinweisen)

Conjugations for anweisen:

Präsens
  1. weise an
  2. weisest an
  3. weist an
  4. weisen an
  5. weist an
  6. weisen an
Imperfekt
  1. wies an
  2. wiest an
  3. wies an
  4. wiesen an
  5. wiest an
  6. wiesen an
Perfekt
  1. habe angewiesen
  2. hast angewiesen
  3. hat angewiesen
  4. haben angewiesen
  5. habt angewiesen
  6. haben angewiesen
1. Konjunktiv [1]
  1. weise an
  2. weisest an
  3. weise an
  4. weisen an
  5. weiset an
  6. weisen an
2. Konjunktiv
  1. wiese an
  2. wiesest an
  3. wiese an
  4. wiesen an
  5. wieset an
  6. wiesen an
Futur 1
  1. werde anweisen
  2. wirst anweisen
  3. wird anweisen
  4. werden anweisen
  5. werdet anweisen
  6. werden anweisen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde anweisen
  2. würdest anweisen
  3. würde anweisen
  4. würden anweisen
  5. würdet anweisen
  6. würden anweisen
Diverses
  1. weis an!
  2. weist an!
  3. weisen Sie an!
  4. angewiesen
  5. anweisend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for anweisen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
inlichten anlernen; anweisen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einprägen; einstudieren; einweisen; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; proben; unterrichten; unterweisen informieren; mitteilen; verkünden; von etwas in Kenntnis setzen; warnen
onderrichten anlernen; anweisen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einprägen; einstudieren; einweisen; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; proben; unterrichten; unterweisen anlernen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einstudieren; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; unterrichten; unterweisen
opdracht geven Auftrag geben; anweisen Auftrag erteilen
voorlichten anlernen; anweisen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einprägen; einstudieren; einweisen; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; proben; unterrichten; unterweisen
wijzen naar anweisen; anzeigen; hinweisen

Synonyms for "anweisen":


Wiktionary Translations for anweisen:


Cross Translation:
FromToVia
anweisen aanduiden; aanwijzen; wijzen op indicate — to point out; to discover; to direct to a knowledge of; to show; to make known
anweisen instrueren instruct — teach, give instruction
anweisen toewijzen; voor het gerecht dagen adjuger — procédure|fr déclarer par autorité de justice qu’une personne devenir propriétaire d’un bien meuble ou immeuble mis à l’enchère.
anweisen toewijzen; voor het gerecht dagen alloueraccorder quelque chose à quelqu'un.
anweisen toewijzen; voor het gerecht dagen assignerdéterminer, faire connaître.
anweisen aanduiden; aangeven; een teken geven; merken; kenmerken; tekenen; laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanwijzen; uitduiden; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken désigner — Traduction à trier
anweisen laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanduiden; aangeven; aanwijzen; uitduiden indiquermontrer, désigner une personne ou une chose.
anweisen laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen montrerfaire voir ; exposer aux regards.

Anweisen:

Anweisen [das ~] nomen

  1. Anweisen (Anzeigen)
    aanduiden; aanwijzen

Translation Matrix for Anweisen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanduiden Anweisen; Anzeigen
aanwijzen Anweisen; Anzeigen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanduiden etwas andeuten; etwas zeigen
aanwijzen darauf zeigen; zeigen

External Machine Translations: