Summary
German to Dutch: more detail...
- zubringen:
-
Wiktionary:
- zubringen → schenken, geven, doneren, aandoen, aandraaien, aansteken, schakelen, inschakelen, aanbotsen, geduwd worden, zich stoten, aangeven, aanreiken, doorbrengen, verdrijven, uitgaan, uitkomen, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden, opbrengen, toebrengen, toekennen, verlenen
German
Detailed Translations for zubringen from German to Dutch
zubringen:
-
zubringen (zufügen)
-
zubringen (ausposaunen; mitteilen; verraten; verpfeifen; angeben; anzeigen; petzen; denunzieren; stecken; weitererzählen; austragen; zutragen; herumerzählen)
-
zubringen
Conjugations for zubringen:
Präsens
- bringe zu
- bringst zu
- bringt zu
- bringen zu
- bringt zu
- bringen zu
Imperfekt
- brachte zu
- brachtest zu
- brachte zu
- brachten zu
- brachtet zu
- brachten zu
Perfekt
- habe zugebracht
- hast zugebracht
- hat zugebracht
- haben zugebracht
- habt zugebracht
- haben zugebracht
1. Konjunktiv [1]
- bringe zu
- bringest zu
- bringe zu
- bringen zu
- bringet zu
- bringen zu
2. Konjunktiv
- brächte zu
- brächtest zu
- brächte zu
- brächten zu
- brächtet zu
- brächten zu
Futur 1
- werde zubringen
- wirst zubringen
- wird zubringen
- werden zubringen
- werdet zubringen
- werden zubringen
1. Konjunktiv [2]
- würde zubringen
- würdest zubringen
- würde zubringen
- würden zubringen
- würdet zubringen
- würden zubringen
Diverses
- bring zu!
- bringt zu!
- bringen Sie zu!
- zugebracht
- zubringend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for zubringen:
Synonyms for "zubringen":
Wiktionary Translations for zubringen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zubringen | → schenken; geven; doneren; aandoen; aandraaien; aansteken; schakelen; inschakelen; aanbotsen; geduwd worden; zich stoten; aangeven; aanreiken; doorbrengen; verdrijven; uitgaan; uitkomen; uitlopen; uitstappen; uitstijgen; uittreden; opbrengen; toebrengen; toekennen; verlenen | ↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne. |