German

Detailed Translations for kopieren from German to Dutch

kopieren:

kopieren verb (kopiere, kopierst, kopiert, kopierte, kopiertet, kopiert)

  1. kopieren (vervielfältigen; nachbilden; nachahmen; )
    kopiëren; kopie maken
  2. kopieren (abschreiben)
    kopiëren; overschrijven
    • kopiëren verb (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
    • overschrijven verb (overschrijf, overschrijft, overschreef, overschreven, overschreven)
  3. kopieren (nachahmen; imitieren; nachmachen; nachbilden)
    nadoen; nabootsen; navolgen; imiteren
    • nadoen verb (doe na, doet na, deed na, deden na, nagedaan)
    • nabootsen verb (boots na, bootst na, bootste na, bootsten na, nagebootst)
    • navolgen verb (volg na, volgt na, volgde na, volgden na, nagevolgd)
    • imiteren verb (imiteer, imiteert, imiteerde, imiteerden, geïmiteerd)
  4. kopieren (nachahmen; vervielfältigen)
    nabootsen; kopiëren; namaken
    • nabootsen verb (boots na, bootst na, bootste na, bootsten na, nagebootst)
    • kopiëren verb (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
    • namaken verb (maak na, maakt na, maakte na, maakten na, nagemaakt)
  5. kopieren (vervielfältigen)
    stencilen; kopiëren
    • stencilen verb (stencil, stencilt, stencilde, stencilden, gestencild)
    • kopiëren verb (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
  6. kopieren (reproduzieren; nachbilden)
    reproduceren; fotokopiëren
    • reproduceren verb (reproduceer, reproduceert, reproduceerde, reproduceerden, gereproduceerd)
    • fotokopiëren verb (fotokopieer, fotokopieert, fotokopieerde, fotokopieerden, gefotokopieerd)
  7. kopieren
    kopiëren
    • kopiëren verb (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)

Conjugations for kopieren:

Präsens
  1. kopiere
  2. kopierst
  3. kopiert
  4. kopieren
  5. kopiert
  6. kopieren
Imperfekt
  1. kopierte
  2. kopiertest
  3. kopierte
  4. kopierten
  5. kopiertet
  6. kopierten
Perfekt
  1. habe kopiert
  2. hast kopiert
  3. hat kopiert
  4. haben kopiert
  5. habt kopiert
  6. haben kopiert
1. Konjunktiv [1]
  1. kopiere
  2. kopierest
  3. kopiere
  4. kopieren
  5. kopieret
  6. kopieren
2. Konjunktiv
  1. kopierte
  2. kopiertest
  3. kopierte
  4. kopierten
  5. kopiertet
  6. kopierten
Futur 1
  1. werde kopieren
  2. wirst kopieren
  3. wird kopieren
  4. werden kopieren
  5. werdet kopieren
  6. werden kopieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kopieren
  2. würdest kopieren
  3. würde kopieren
  4. würden kopieren
  5. würdet kopieren
  6. würden kopieren
Diverses
  1. kopier!
  2. kopiert!
  3. kopieren Sie!
  4. kopiert
  5. kopierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for kopieren:

NounRelated TranslationsOther Translations
kopiëren Kopieren
overschrijven Abgucken; Abschreiben
VerbRelated TranslationsOther Translations
fotokopiëren kopieren; nachbilden; reproduzieren eine Kopie machen; fotokopieren
imiteren imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen
kopie maken fälschen; imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen; vervielfältigen
kopiëren abschreiben; fälschen; imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen; vervielfältigen falsifizieren; fälschen; imitieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen; verfälschen; verkehren; vervielfältigen
nabootsen imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen; vervielfältigen fälschen; imitieren; nachbilden; nachmachen; verfälschen; vervielfältigen
nadoen imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen
namaken kopieren; nachahmen; vervielfältigen fälschen; imitieren; nachbilden; nachmachen; verfälschen; vervielfältigen
navolgen imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen folgen; nachfolgen; nachkommen
overschrijven abschreiben; kopieren außer Kraft setzen; deponieren; eintragenlassen; herüberschicken; hinterlegen; umbuchen von Geld; übermitteln; überschreiben; übersenden; überweisen
reproduceren kopieren; nachbilden; reproduzieren fälschen; multiplizieren; reproduzieren; verdoppeln; vermehren; vervielfachen; vervielfältigen
stencilen kopieren; vervielfältigen schablonieren

Synonyms for "kopieren":


Wiktionary Translations for kopieren:

kopieren
verb
  1. een duplicaat maken van

Cross Translation:
FromToVia
kopieren kopiëren copy — produce something identical

Kopieren:

Kopieren [das ~] nomen

  1. Kopieren
    kopiëren

Translation Matrix for Kopieren:

NounRelated TranslationsOther Translations
kopiëren Kopieren
VerbRelated TranslationsOther Translations
kopiëren abschreiben; falsifizieren; fälschen; imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen; verfälschen; verkehren; vervielfältigen



Dutch

Detailed Translations for kopieren from Dutch to German

kopiëren:

kopiëren verb (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)

  1. kopiëren (kopie maken)
    kopieren; vervielfältigen; nachbilden; nachahmen; imitieren; fälschen; nachmachen
    • kopieren verb (kopiere, kopierst, kopiert, kopierte, kopiertet, kopiert)
    • vervielfältigen verb (vervielfältige, vervielfältigst, vervielfältigt, vervielfältigte, vervielfältigtet, vervielfältigt)
    • nachbilden verb (bilde nach, bildst nach, bildt nach, bildte nach, bildtet nach, nachgebildet)
    • nachahmen verb (ahme nach, ahmst nach, ahmt nach, ahmte nach, ahmtet nach, nachgeahmt)
    • imitieren verb (imitiere, imitierst, imitiert, imitierte, imitiertet, imitiert)
    • fälschen verb (fälsche, fälschst, fälscht, fälschte, fälschtet, gefälscht)
    • nachmachen verb (mache nach, machst nach, macht nach, machte nach, machtet nach, nachgemacht)
  2. kopiëren (overschrijven)
    kopieren; abschreiben
    • kopieren verb (kopiere, kopierst, kopiert, kopierte, kopiertet, kopiert)
    • abschreiben verb (schreibe ab, schriebst ab, schreibt ab, schrieb ab, schriebt ab, abgeschrieben)
  3. kopiëren (stencilen)
    vervielfältigen; kopieren
    • vervielfältigen verb (vervielfältige, vervielfältigst, vervielfältigt, vervielfältigte, vervielfältigtet, vervielfältigt)
    • kopieren verb (kopiere, kopierst, kopiert, kopierte, kopiertet, kopiert)
  4. kopiëren (kopie trekken)
    nachahmen; nachbilden; verkehren; fälschen; nachmachen; verfälschen; vervielfältigen; falsifizieren
    • nachahmen verb (ahme nach, ahmst nach, ahmt nach, ahmte nach, ahmtet nach, nachgeahmt)
    • nachbilden verb (bilde nach, bildst nach, bildt nach, bildte nach, bildtet nach, nachgebildet)
    • verkehren verb (verkehre, verkehrst, verkehrt, verkehrte, verkehrtet, verkehrt)
    • fälschen verb (fälsche, fälschst, fälscht, fälschte, fälschtet, gefälscht)
    • nachmachen verb (mache nach, machst nach, macht nach, machte nach, machtet nach, nachgemacht)
    • verfälschen verb (verfälsche, verfälschst, verfälscht, verfälschte, verfälschtet, verfälscht)
    • vervielfältigen verb (vervielfältige, vervielfältigst, vervielfältigt, vervielfältigte, vervielfältigtet, vervielfältigt)
    • falsifizieren verb (falsifiziere, falsifizierst, falsifiziert, falsifizierte, falsifiziertet, falsifiert)
  5. kopiëren (nabootsen; namaken)
    nachahmen; kopieren; vervielfältigen
    • nachahmen verb (ahme nach, ahmst nach, ahmt nach, ahmte nach, ahmtet nach, nachgeahmt)
    • kopieren verb (kopiere, kopierst, kopiert, kopierte, kopiertet, kopiert)
    • vervielfältigen verb (vervielfältige, vervielfältigst, vervielfältigt, vervielfältigte, vervielfältigtet, vervielfältigt)
  6. kopiëren (vervalsen; falsificeren; namaken; nabootsen)
    verfälschen; nachmachen; fälschen; imitieren; nachbilden; vervielfältigen
    • verfälschen verb (verfälsche, verfälschst, verfälscht, verfälschte, verfälschtet, verfälscht)
    • nachmachen verb (mache nach, machst nach, macht nach, machte nach, machtet nach, nachgemacht)
    • fälschen verb (fälsche, fälschst, fälscht, fälschte, fälschtet, gefälscht)
    • imitieren verb (imitiere, imitierst, imitiert, imitierte, imitiertet, imitiert)
    • nachbilden verb (bilde nach, bildst nach, bildt nach, bildte nach, bildtet nach, nachgebildet)
    • vervielfältigen verb (vervielfältige, vervielfältigst, vervielfältigt, vervielfältigte, vervielfältigtet, vervielfältigt)
  7. kopiëren
    kopieren
    • kopieren verb (kopiere, kopierst, kopiert, kopierte, kopiertet, kopiert)

Conjugations for kopiëren:

o.t.t.
  1. kopiëer
  2. kopiëert
  3. kopiëert
  4. kopiëren
  5. kopiëren
  6. kopiëren
o.v.t.
  1. kopiëerde
  2. kopiëerde
  3. kopiëerde
  4. kopiëerden
  5. kopiëerden
  6. kopiëerden
v.t.t.
  1. heb gekopiëerd
  2. hebt gekopiëerd
  3. heeft gekopiëerd
  4. hebben gekopiëerd
  5. hebben gekopiëerd
  6. hebben gekopiëerd
v.v.t.
  1. had gekopiëerd
  2. had gekopiëerd
  3. had gekopiëerd
  4. hadden gekopiëerd
  5. hadden gekopiëerd
  6. hadden gekopiëerd
o.t.t.t.
  1. zal kopiëren
  2. zult kopiëren
  3. zal kopiëren
  4. zullen kopiëren
  5. zullen kopiëren
  6. zullen kopiëren
o.v.t.t.
  1. zou kopiëren
  2. zou kopiëren
  3. zou kopiëren
  4. zouden kopiëren
  5. zouden kopiëren
  6. zouden kopiëren
en verder
  1. ben gekopiëerd
  2. bent gekopiëerd
  3. is gekopiëerd
  4. zijn gekopiëerd
  5. zijn gekopiëerd
  6. zijn gekopiëerd
diversen
  1. kopiëer!
  2. kopiëert!
  3. gekopiëerd
  4. kopiërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kopiëren [znw.] nomen

  1. kopiëren
    Kopieren

Translation Matrix for kopiëren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Kopieren kopiëren
VerbRelated TranslationsOther Translations
abschreiben kopiëren; overschrijven afkijken; afschrijven; spieken; ten einde schrijven
falsifizieren kopie trekken; kopiëren
fälschen falsificeren; kopie maken; kopie trekken; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen
imitieren falsificeren; kopie maken; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen imiteren; nabootsen; nadoen; navolgen
kopieren kopie maken; kopiëren; nabootsen; namaken; overschrijven; stencilen fotokopiëren; imiteren; nabootsen; nadoen; navolgen; reproduceren
nachahmen kopie maken; kopie trekken; kopiëren; nabootsen; namaken imiteren; nabootsen; nadoen; navolgen; naäpen
nachbilden falsificeren; kopie maken; kopie trekken; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen dupliceren; fotokopiëren; imiteren; multipliceren; nabootsen; nadoen; navolgen; reproduceren
nachmachen falsificeren; kopie maken; kopie trekken; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen imiteren; nabootsen; nadoen; navolgen; naäpen
verfälschen falsificeren; kopie trekken; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen
verkehren kopie trekken; kopiëren ergens zijn; iets omdraaien; omgaan; omgaan met; omgang hebben met; omhoogkomen; omkeren; opstijgen; optrekken; opvliegen; verkeren; zich ophouden
vervielfältigen falsificeren; kopie maken; kopie trekken; kopiëren; nabootsen; namaken; stencilen; vervalsen dupliceren; multipliceren; reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen; verveelvoudigen

Related Definitions for "kopiëren":

  1. er een tweede exemplaar van maken1
    • wilt u deze brief kopiëren?1

Wiktionary Translations for kopiëren:

kopiëren
verb
  1. een duplicaat maken van
  2. imiteren

Cross Translation:
FromToVia
kopiëren kopieren copy — produce something identical
kopiëren imitieren; nachahmen; nachbilden copier — Traductions à trier suivant le sens