Summary
German to Dutch: more detail...
- Geschichte:
-
Wiktionary:
- Geschichte → historie, geschiedenis, verhaal, vertelling
- Geschichte → geschiedenis, verhaal, vertelsel, verhaaltje, keuze, aangelegenheid, affaire, ding, zaak, oorzaak, reden, betrekking, relatie, verhouding, opzicht, vertelling, relaas, bekende, kennis, verstandhouding, omgang, verband, verkeer
German
Detailed Translations for Geschichte from German to Dutch
Geschichte:
-
die Geschichte (Ereignis; Geschehen)
-
die Geschichte (Reportage; Meinungsbericht; Kommentar)
-
die Geschichte (Erzählung; Legende; Überlieferung)
het verhaal; de geschiedenis; het verhaaltje; de vertelling; het relaas; het vertelsel; het verdichtsel -
die Geschichte (Märchen; Fabel; Sage; Erdichtung; Erzählung; Erfindung; Verdichtung; Gleichnis)
de fictie; het sprookje; de fabel; de verdichting; het verzinsel; de leugen; het verdichtsel; het bedenksel -
die Geschichte (Problemfall; Fälle; Fall; Objekt; Scherereien)
Translation Matrix for Geschichte:
Synonyms for "Geschichte":
Wiktionary Translations for Geschichte:
Geschichte
Cross Translation:
noun
Geschichte
-
(umgangssprachlich) Sache
- Geschichte → historie
-
kein Plural: die wissenschaftliche Lehre von der Vergangenheit und ihrer Auswirkungen auf die Gegenwart
- Geschichte → geschiedenis
-
eine mündliche oder schriftliche Erzählung oder Überlieferung
- Geschichte → historie
-
kein Plural: Vergangenheit der Gesellschaft als Entwicklung und Anpassung gesellschaftlich organisierter Lebewesen an ihre Umwelt
- Geschichte → geschiedenis
noun
-
de gebeurtenissen van het verleden
-
een verslag van een waargebeurde of verzonnen gebeurtenis
-
een verhaal dat bedoeld is om verteld te worden
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • Geschichte | → geschiedenis | ↔ history — aggregate of past events |
| • Geschichte | → geschiedenis | ↔ history — medicine: list of past and continuing medical conditions |
| • Geschichte | → verhaal | ↔ story — account of events |
| • Geschichte | → vertelsel; verhaaltje | ↔ tale — type of story |
| • Geschichte | → keuze; aangelegenheid; affaire; ding; zaak; oorzaak; reden | ↔ cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère. |
| • Geschichte | → verhaal | ↔ histoire — Récit, aventure, conte |
| • Geschichte | → geschiedenis | ↔ historique — Narration des faits dans leur ordre et leurs circonstances. |
| • Geschichte | → betrekking; relatie; verhouding; opzicht; vertelling; relaas; verhaal; vertelsel; bekende; kennis; verstandhouding; omgang; verband; verkeer | ↔ relation — À trier |
| • Geschichte | → vertelling; relaas; verhaal; vertelsel | ↔ récit — relation, narration, orale ou écrite, d’un événement. |