Interglot - zuverlässig: German and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Remove Ads

Summary

German to Dutch: more detail...

zuverlässig:
- betrouwbaar; deugdelijk; degelijk; bekend; vertrouwd; solide; stevig; gedegen; van goede hoedanigheid; degelijke
Wiktionary:
- zuverlässig → degelijk
- zuverlässig → betrouwbaar, zeker, degelijk, safe, veilig, goedaardig, ongevaarlijk, behouden, geborgen, vertrouwd, bona fide, gewis, stellig, vast, vaststaand, verzekerd, wis

German

Detailed Translations for zuverlässig from German to Dutch

zuverlässig:

zuverlässig adj

zuverlässig (rechtschaffen; gründlich; solide; dauerhaft; tauglich; gediegen; tüchtig; stabil; solid; handfest; fest; kräftig; robust; effektiv)
betrouwbaar; deugdelijk; degelijk
- betrouwbaar adj
- deugdelijk adj
- degelijk adj
zuverlässig (bekannt; familiär; solide; glaubwürdig; glaubhaft; gewohnt; solvabel)
bekend; vertrouwd
- bekend adj
- vertrouwd adj
zuverlässig (solide; fest; gediegen; robust; dauerhaft; kräftig; tauglich; stabil; handfest)
solide; stevig; degelijk
- solide adj
- stevig adj
- degelijk adj
zuverlässig (solide; gründlich; tüchtig; gediegen; solid; effektiv; rechtschaffen)
deugdelijk; gedegen; van goede hoedanigheid; degelijk
- deugdelijk adj
- gedegen adj
- van goede hoedanigheid adj
- degelijk adj
zuverlässig (gediegen; solide)
degelijke
- degelijke adj

Translation Matrix for zuverlässig:

Adjective	Related Translations	Other Translations
bekend	bekannt; familiär; gewohnt; glaubhaft; glaubwürdig; solide; solvabel; zuverlässig
betrouwbaar	dauerhaft; effektiv; fest; gediegen; gründlich; handfest; kräftig; rechtschaffen; robust; solid; solide; stabil; tauglich; tüchtig; zuverlässig
degelijk	dauerhaft; effektiv; fest; gediegen; gründlich; handfest; kräftig; rechtschaffen; robust; solid; solide; stabil; tauglich; tüchtig; zuverlässig	begründet; berechtigt; eingehend; einschneidend; gedankenvoll; grundlegend; gründlich; plausibel; stichhaltig; tief; tiefgehend; tiefschürfend; tiefsinnig; weise
deugdelijk	dauerhaft; effektiv; fest; gediegen; gründlich; handfest; kräftig; rechtschaffen; robust; solid; solide; stabil; tauglich; tüchtig; zuverlässig	bewährt; erprobt; geprüft
gedegen	effektiv; gediegen; gründlich; rechtschaffen; solid; solide; tüchtig; zuverlässig
solide	dauerhaft; fest; gediegen; handfest; kräftig; robust; solide; stabil; tauglich; zuverlässig	begründet; berechtigt; derb; eisern; forsch; gediegen; kraftvoll; kräftig; plausibel; robust; solide; stabil; stichhaltig
stevig	dauerhaft; fest; gediegen; handfest; kräftig; robust; solide; stabil; tauglich; zuverlässig	beharrlich; beständig; dauerhaft; derb; eine heftige Debatte; eisern; forsch; gediegen; gezalzenes; groß; heftige; kraftvoll; kräftig; robust; sicher; solide; stabil; standhaft; stark; stattlich; stramm; stämmig; unerschütterlich
vertrouwd	bekannt; familiär; gewohnt; glaubhaft; glaubwürdig; solide; solvabel; zuverlässig
Modifier	Related Translations	Other Translations
degelijke	gediegen; solide; zuverlässig
van goede hoedanigheid	effektiv; gediegen; gründlich; rechtschaffen; solid; solide; tüchtig; zuverlässig

Synonyms for "zuverlässig":

ergeben; getreu; loyal; sicher; treu; treugesinnt; treulich; vertrauenswürdig
ausfallsicher; betriebssicher; störungssicher; verlässlich
ordentlich; solide

Wiktionary Translations for zuverlässig:

zuverlässig

adjective

etwas oder jemand ist so geartet, dass man darauf oder ihm vertrauen kann
- zuverlässig → degelijk

zuverlässig

adjective

goed tegen een stootje kunnend
- degelijk → robust; solide; zuverlässig
(van personen) eerlijk, oprecht, net in zijn manieren
- degelijk → solide; zuverlässig; verlässlich; tüchtig

Cross Translation:

From	To	Via
• zuverlässig	→ betrouwbaar	↔ dependable — able to be depended on
• zuverlässig	→ betrouwbaar; zeker	↔ reliable — fit to be relied on
• zuverlässig	→ betrouwbaar; degelijk	↔ responsible — able to be trusted
• zuverlässig	→ betrouwbaar	↔ fiable — À qui ou auquel on peut se fier.
• zuverlässig	→ safe; veilig; zeker; goedaardig; ongevaarlijk; behouden; geborgen; betrouwbaar; vertrouwd; bona fide; gewis; stellig; vast; vaststaand; verzekerd; wis	↔ sûr — dont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai.

External Machine Translations:

Remove Ads

German and Dutch Search Results for: zuverlässig

Detailed Translations for zuverlässig from German to Dutch

zuverlässig:

zuverlässig adj

zuverlässig (rechtschaffen; gründlich; solide; dauerhaft; tauglich; gediegen; tüchtig; stabil; solid; handfest; fest; kräftig; robust; effektiv)

zuverlässig (bekannt; familiär; solide; glaubwürdig; glaubhaft; gewohnt; solvabel)

zuverlässig (solide; fest; gediegen; robust; dauerhaft; kräftig; tauglich; stabil; handfest)

zuverlässig (solide; gründlich; tüchtig; gediegen; solid; effektiv; rechtschaffen)

zuverlässig (gediegen; solide)

Translation Matrix for zuverlässig:

Synonyms for "zuverlässig":

Wiktionary Translations for zuverlässig: